Nederlands reglement doorgeefschaak / editie 2000
Artikel
1:
Algemeen
1.1
Doorgeefschaak wordt gespeeld op twee naast elkaar liggende
borden tussen twee teams.
1.2
Elk team bestaat uit twee personen. Deze twee personen
zitten naast elkaar, ieder aan een bord.
1.3
Elk team benoemt een der beide leden tot eerstebordspeler.
De eerstebordspelers van beide teams spelen tegen elkaar.
1.4
Voor de wedstrijd begint wordt door loting uitgemaakt
welke der beide eerstebordspelers wit heeft. De teamgenoot
van de eerstebordspeler die wit heeft speelt met zwart.
1.5
Aan elk der beide borden wordt een schaakpartij gespeeld
volgens de officiële Nederlandse vertaling van de Regels
voor het schaakspel, aanhangsel C (snelschaak), vastgesteld
door de wereldschaakbond FIDE per 1 juli 1997, voor
zover hiervan in dit reglement niet wordt afgeweken.
Artikel
2:
Doorgeven en plaatsen van stukken
2.1
Een speler die een vijandelijk stuk slaat is bevoegd
dit door te geven aan zijn teamgenoot.
2.2
In aanvulling op de mogelijkheden volgens artikel 3
van de FIDE-regels is het een speler toegestaan een
zet uit te voeren door een door de teamgenoot geslagen
en doorgegeven stuk op het bord te plaatsen.
2.3
Een geslagen en doorgegeven stuk mag slechts op een
onbezet veld worden geplaatst.
2.4
Een geslagen en doorgegeven stuk mag niet op het bord
worden geplaatst als na het voltooien van deze zet de
vijandelijke koning schaak staat.
2.5
Een geslagen en doorgegeven pion mag niet op de 1e of
8e rij worden geplaatst.
2.6
Spelers dienen de aan hen doorgegeven en nog niet op
het bord geplaatste stukken duidelijk zichtbaar voor
zich neer te zetten, en zonodig op verzoek van de tegenstander
direct kenbaar te maken welke stukken de speler nog
ter beschikking heeft.
Artikel
3:
Promotie
3.1
Als een pion de achterste rij bereikt krijgt de pion
de waarde van dame, toren, loper of paard. In afwijking
van regel 3.4 sub e van de FIDE-regels behoudt de pion
echter de gedaante van pion. Beide spelers dienen de
waarde van deze gepromoveerde pion te onthouden zolang
deze in het spel is.
3.2
Als een gepromoveerde pion wordt geslagen en doorgegeven
krijgt deze opnieuw de waarde van pion.
Artikel
4:
Het uitvoeren van een zet
4.1
Een speler die een doorgegeven stuk zodanig op het bord
plaatst dat dit het bord raakt is verplicht dit stuk
op het bord te plaatsen tenzij dit reglementair onmogelijk
is.
4.2
Bij het uitvoeren van promotie wordt de zet pas geacht
voltooid te zijn indien aan de tegenstander duidelijk
kenbaar is gemaakt tot welk stuk de pion is gepromoveerd.
Artikel
5:
Het einde van de partijen
5.1
De wedstrijd tussen beide teams is geëindigd als beide
partijen zijn afgelopen.
5.2
In afwijking van artikel 5.2 van de FIDE-regels is opgeven
slechts toegestaan indien men aan zet is. Indien een
speler opgeeft zonder aan zet te zijn blijft het opgeven
van kracht, doch heeft de tegenstander het recht nog
een laatste zet te spelen.
5.3
In afwijking van artikel 5.3 is de partij slechts remise
door pat indien de andere partij van de wedstrijd reeds
is afgelopen.
5.4
In aanvulling op aanhangsel C, artikel 4 geldt dat een
speler niet kan winnen indien deze onvoldoende materiaal
op en/of naast het bord heeft en/of nog kan ontvangen
van de teamgenoot, om te voldoen aan de eis voor "matpotentieel"
zoals gedefinieerd in artikel C4.
Artikel
6
De schaakklok
6.1
In afwijking van artikel 6.4 van de FIDE-regels geldt
dat de beide klokken zodanig worden geplaatst dat alle
vier de spelers de stand op beide klokken kunnen zien.
6.2
Alle vier spelers krijgen per partij 7 minuten bedenktijd,
tenzij de organisatie van het toernooi anders bepaalt.
6.3
De klokken van beide partijen dienen bij aanvang door
beide zwartspelers tegelijkertijd in werking te worden
gesteld.
Artikel
7:
Onregelmatigheden
7.1
Artikelen 7.1, 7.4, 10.3 alsmede aanhangsel C artikel
3 van de FIDE-regels zijn niet van toepassing.
7.2
Indien een speler een onreglementaire zet voltooit maar
nog niet de klok heeft ingedrukt mag de zet worden teruggenomen.
Hierbij blijven de regels betreffende het aanraken van
stukken (artikel 3 FIDE-regels alsmede artikel 4 van
dit reglement) van kracht.
7.3
Indien een speler een onreglementaire zet voltooit en
de klok van de tegenstander aan de gang brengt mag de
tegenstander de onreglementaire zet accepteren dan wel
eisen dat de speler die de onreglementaire zet uitvoerde
deze terugneemt en vervangt door een reglementaire zet.
Bij het vervangen van een onreglementaire zet blijven
de regels betreffende het aanraken van stukken (artikel
3 FIDE-regels alsmede artikel 4 van dit reglement) van
kracht.
7.4
Zodra een speler een zet heeft voltooid verliest deze
het recht te eisen dat de tegenstander een eerdere onreglementaire
zet vervangt door een reglementaire zet.
7.5
Indien een speler verlangt dat de tegenstander een onreglementaire
zet terugneemt en vervangt door een reglementaire zet
mag deze zonder te zetten de klok van de tegenstander
direct in werking brengen.
7.6
Indien een terug te nemen onreglementaire zet bestond
uit het slaan van een stuk en dit stuk reeds is doorgegeven
moet de speler die deze onreglementaire zet uitvoerde
ogenblikkelijk een stuk van dit soort terugnemen uit
de doorgegeven maar nog niet op het bord geplaatste
stukken van zijn teamgenoot om hiermee de onreglementaire
zet terug te nemen. Indien zijn teamgenoot een dergelijk
stuk niet meer buiten het bord ter beschikking heeft
mag de speler, na dit feit aan zijn tegenstander gemeld
te hebben, zijn klok in werking stellen zodra zijn teamgenoot
aan zet is. De tegenstander van de speler die de onreglementaire
zet uitvoerde mag daarna een stuk van soort en kleur
dat bij de onreglementaire zet werd geslagen van het
andere bord nemen, dit aan zijn tegenstander overhandigen
en vervolgens diens klok in werking zetten zodat deze
zijn onreglementaire zet alsnog kan terugnemen en kan
vervangen door een reglementaire zet. Totdat dit stuk
van het bord is weggenomen mag de teamgenoot van de
speler die een onreglementaire zet deed geen zet spelen..
Artikel
8:
Remise
8.1
Artikelen 9.2, 9.3, 9.4 en 9.5 van de FIDE-regels zijn
niet van kracht.
Artikel
9:
De score
9.1
De eindscore van een wedstrijd wordt verkregen door
de resultaten van beide partijen bij elkaar op te tellen.
Artikel
10:
Het gedrag van de spelers
10.1
Behoudens het hieronder bepaalde mogen teamgenoten tijdens
de wedstrijd niet met elkaar communiceren. Voor zover
communicatie wel is toegestaan in het hieronder bepaalde
dient dit steeds rustig te gebeuren en zodanig dat de
tegenstander en diens teamgenoot hierdoor niet worden
gehinderd. Communicatie is niet langer toegestaan zodra
één der beide partijen is afgelopen.
10.1
Onder de restricties van artikel 10.1 mag een speler
aan zijn teamgenoot om bepaalde stukken vragen.
10.2
Onder de restricties van artikel 10.1 mag een speler
aan zijn teamgenoot toestemming vragen om op te geven,
remise aan te bieden, remise aan te nemen of de tegenstander
mat te zetten.
10.3
Een speler mag zijn teamgenoot er niet op attenderen
dat de vlag van diens tegenstander is gevallen. Bij
overtreding handelt de arbiter volgens artikel 11.2
Artikel
11:
De arbiter
11.1
Indien een speler meerdere malen een onreglementaire
zet uitvoert is de arbiter bevoegd de tegenstander tijdcompensatie
te geven of zelfs de partij verloren te verklaren.
11.2
Bij overtreding van artikel 10.3 geeft de arbiter aan
de speler wiens vlag is gevallen één minuut op de klok
voor de rest van de partij. Hierna wordt de partij voortgezet.
11.3
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet
beslist de arbiter. |