Rammelt alles plotseling Met de brommer naar de Bodensee

Paul en ik zouden op de brommer naar het Bodenmeer gaan. 1963. We waren allebei achttien jaar. Wie van ons tweeën op dat idee kwam, weet ik niet meer. Ik zal het zelf wel geweest zijn, want ik was er een jaar of zes eerder, als beginnende puber, met ons gezin ook eens geweest.

Paul had een betere brommer dan ik. Hij had het begeerlijke type Rocky, van het merk RAP. Paul scheurde met zijn RAP-Rocky over de rotonde van het Amsterdamse Surinameplein, plat door de bochten. Daar kon ik niet aan tippen. Ik had het gewone type RAP. Twee versnellingen. Paul had er drie.

Het race-model had ook een zogenaamde buddy-seat. Een langwerpig zadel met aan het uiteinde een tamelijk scherp opstaande rand, die het geheel een meer flitsend karakter gaf. Een imitatie van de vormgeving die je bij motoren op het circuit van Assen ook zag. Op mijn bromfiets zat een gewone bagagedrager. Daar kon je twee zijtassen op vastmaken. Dat had ik gedaan: er niet al te veel ingepropt. Daarbovenop lag nog een tent. Slapen in hotels konden we natuurlijk niet betalen. Het zou in ons hoofd niet zijn opgekomen. De begrippen vakantie en tent waren toen nog onlosmakelijk met elkaar verbonden. Paul had geen bagagedrager vanwege die flitsende buddy-seat.

Toen we vertrokken bleek zijn oplossing voor het vervoer van zijn bagage, een kleine ramp in tijdelijke vermomming. Hij had een koffer dwars over de buddy-seat vastgesnoerd. Maar omdat er eigenlijk niet genoeg plaats voor hemzelf overbleef, moest het ding schuin tegen de opstaande rand staan. Het zag er niet uit, maar het ging. We dachten er niet over na. God mag weten waar we eigenlijk wél over nadachten…

Ik kan me van het rijden zelf, door Nederland en Duitsland, vrijwel niets herinneren.

 

undefined

(De Bodensee (bron: https://de.wikipedia.org/wiki/Bodensee))

 

Het drong pas tot ons door dat we aan een onderneming begonnen waren, toen we in Koblenz aan de Rijn ontdekten dat we de tentstokken vergeten waren. Dat was wel oerstom natuurlijk, maar we waren niet voor één gat gevangen. De camping lag op een groenstrook langs het water. Iets verderop werd gebouwd. Op dat terrein vonden we twee mooie latten die we konden gebruiken. We hoefden er dan alleen maar een punt aan te slijpen, en het probleem was opgelost.

Met die geïmproviseerde tent bereikten we de volgende dag inderdaad het Bodenmeer. Het meer van Konstanz, dat indrukwekkend lag te glinsteren in de zon.

Onderweg was ik verbaasd geweest dat mijn bromfiets de hellingen in het Zwarte Woud zo moeizaam en sputterend opkwam. Die verdomde RAP-Rocky was steeds veel eerder boven.

Wat deden we daar, op de grens van Duitsland en Zwitserland? Op de camping, die verder door vooral Oostenrijkers werd bevolkt. Dat waren vrolijke lieden, die veel met elkaar zongen over hun geliefde Salzburger Nockel; een alcoholisch drankje, kennelijk, want hun stemming steeg elke dag tot grote hoogten. Wij moesten natuurlijk ook de inwendige mens verzorgen. Wij dronken echter geen alcohol.

Achteraf vind ik het een beetje raadselachtig waarom eigenlijk niet, want in Amsterdam waren we al vergevorderd in het pilsjes pakken in de kroeg. Biljarten en bierdrinken was elk weekend vaste prik.

Maar we dronken appelsap en we aten bijna uitsluitend brood met haring in tomatensaus aan de oevers van de Bodensee.

–0–

Het werd ook eens tijd om terug te gaan. We besloten tot een andere route, voor de variatie. Bij Straatsburg staken we de Rijn over, om onze tocht in noordoost-Frankrijk voort te zetten.

Er deden zich nauwelijks incidenten voor. Of het zou de vergissing moeten zijn die we bij een Frans benzinestation maakten. Daar gooiden we mijn tank vol met benzine, i.p.v. mengsmering. Het gevolg was al vrij snel een vastloper. En nu kwam het goed van pas, dat Paul naar school ging op de M.T.S. De middelbare technische school. Hij had onmiddellijk in de gaten dat we de verkeerde vloeistof hadden getankt. Wat te doen? Ik had geen flauw idee. Maar mijn vriend kwam met een oplossing. Wij hielden met vereende krachten mijn brommer ondersteboven, zodat de benzine uit de tank kon lopen. Daarna hevelden we een beetje uit zijn tank over in de mijne, met behulp van een rietje, dat we wonder boven wonder bij ons hadden. Met dat kleine beetje konden we net terug naar het benzinestation om nu wél het goeie spul in de tank te gooien. Misschien had ik een tientje schade geleden; ik weet het echt niet meer. In 1963 was het nog niet zo schreeuwend duur allemaal.

Maar er was een klein probleempje. Het regende vrijwel constant. Wij konden niet de hele dag onder een luifel of een boom door gaan brengen, vonden we. Dus reden we door, want we waren er toch op gekleed. Het slechte weer maakte ons wel wat humeurig. Maar het werd pas vervelend, toen bleek dat de koffer van Paul tekenen van zwakte begon te vertonen, omdat hij van een soort karton was. Hij werd steeds slapper, ten gevolge van de aanhoudende regen. En, ja, hij brak in tweeën, omdat hij zo raar vastgesnoerd had gezeten. En ergens, niet eens zo ver meer van huis, langs het Amsterdam-Rijnkanaal lag de inhoud plotseling op straat.

Hoe hebben we dat toen opgelost? Het is erg lang geleden; ik weet het niet meer. Ik herinner me wel dat we elkaar daarna een tijdlang slecht verdroegen. De stemming had teveel onder zoveel tegenslag geleden. Het is later weer bijgetrokken, maar avonturen op de bromfiets zouden er nooit meer van komen.

Mijn jongere broer vond het helemaal niet vreemd. Hij had altijd al moeten lachen over ons optimisme. Wij hadden namelijk opgeschept over de kwaliteiten van onze brommers. RAP tenslotte; daar ga je heel snel mee! Maar volgens mijn broer wisten wij helemaal niet wat de letters R.A.P. eigenlijk betekenden. Die waren namelijk een afkorting van: Rammelt Alles Plotseling!

 

Dark horse

Trots op Nederland?

Is er voldoende reden om trots te zijn op Nederland, en zo ja, waarop dan precies? Kan men trots zijn op alles wat die vreemde smeltkroes voortbrengt, de goede en de kwade dingen? Of is het Nederland van sommige politici een construct dat met de werkelijkheid weinig te maken heeft?

In 1956 kwam het kabinet Drees met de Algemene Ouderdomswet (AOW). Nederland heeft een lange traditie van verzekering tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Wetten die getuigen van een ernstig sociaal besef. Ze kwamen niet allemaal zonder slag of stoot tot stand, maar het gebeurde toch maar! Dat is iets om trots op te zijn. In Nederland is het ten dele ook een uitvloeisel van de gezamenlijke strijd tegen het water. Samenwerking was geboden…

Hoe staat het met de beroemde Nederlandse verdraagzaamheid? Kunnen we daar nog trots op zijn, of was het ooit een noodzakelijke houding in een verzuilde samenleving? Een noodzakelijk kwaad misschien wel, want sinds de ontzuiling zijn grote groepen op zoek gegaan naar andersdenkenden waartegen ze zich konden afzetten. Immigranten bijvoorbeeld. Die behoefte zit diep klaarblijkelijk.

Dat is geen exclusief Nederlands trekje overigens; overal ter wereld heeft men een hekel aan vreemdelingen; en overal zijn er populisten die op de een of andere manier munt proberen te slaan uit dit sentiment. Nederlanders bakken ze wat dat betreft niet bruiner dan de burgers van andere landen. Maar ‘t is niet echt iets om trots op te zijn natuurlijk

En zo zijn er nog een paar dingetjes die aandacht verdienen voordat we de inwoners van de rivierendelta de lucht in gaan prijzen. Want “Nederland”, tja, dat zijn een paar lijnen op de landkaart. Het gaat tenslotte om de mensen die er wonen. De inwoners zijn onmogelijk over één kam te scheren, want ons land is een lappendeken geworden van verschillende culturen en manieren van denken. Het Nederland van Jan Peter Balkenende en Rita Verdonk bestaat al heel lang niet meer, laat staan het Nederland van Thierry Baudet en zijn verdwaalde sekte.

Joop Glimmerveen riep in de jaren tachtig en negentig dat Nederland blank moest zijn. Zoiets zou nu geen enkele politicus in z’n hoofd halen. Met zo’n oproep zou je jezelf nu volstrekt belachelijk maken. (Maar er zijn politici in den Haag die het stiekem nog steeds wel zouden willen.)

Er is een oude grap die zegt: als de Ieren en de Nederlanders van land zouden wisselen, dan hadden de Nederlanders van Ierland binnen de kortste keren een welvarend succes gemaakt, en de Ieren waren hier hopeloos verzopen. Waar komt dat Nederlandse succes vandaan? En wat voor soort succes is het? Een economisch succes vooral, denk ik. Maar toch ook het al vroeg ontstaan van een overlegcultuur in de vorm van noodzakelijke waterschappen bijvoorbeeld. We kunnen er trots op zijn; het is ons toch maar gelukt onze voeten droog te houden.

Bij het economisch succesverhaal zijn wel een paar kritische noten op z’n plaats, want met een beetje voorstellingsvermogen is Nederland ook een piratennest aan de Noordzee te noemen, een land waar belastingontwijkers en- ontduikers ruimhartig gefaciliteerd worden, waar de drugshandel welig tiert. Nederland is een prettige plek voor allerlei soorten criminaliteit geworden, omdat regering na regering te weinig doet om overtreders van de wet aan te pakken.

Om met reden trots op Nederland te kunnen zijn, is een meer realistische kijk op de huidige werkelijkheid nodig. Trots die refereert aan een periode die voorbij is, daar hebben we niet veel aan.

Het gaat in de westerse wereld, dus ook in Nederland, om het besef dat de grenzen van de groei bereikt zijn. Daar zijn inmiddels wel behoorlijk wat burgers en ondernemers van doordrongen, maar het paradigma van de economische groei is nog allerminst verlaten.

Het zou heel mooi zijn wanneer Nederland inderdaad eens werkelijk gidsland zou zijn, en serieus werk gaat maken van een circulaire, niet-vervuilende industrie en landbouw. Het kan allang, maar er is nog onvoldoende wil. Er zijn al veel initiatieven, en er is een groeiende onderstroom. Wanneer komt dat beroemde kantelpunt eens in zicht?

Dark Horse

Holle vaten

Ik ben gestopt met de talkshows. Ik kijk er niet meer naar, want ik heb geen geduld meer voor het oeverloze geklets. Ook de zogenaamde deskundigen blijken het maar al te vaak bij het verkeerde eind te hebben. En als ze echt iets te melden hebben dan is de tijd te kort en worden ze soms halverwege hun betoog afgekapt. Televisie maken is in veel gevallen een vervelend opgefokt wereldje denk ik. Vóór en achter de schermen.

Ik weet niet hoe dit in andere landen gaat. Wordt daar ook zoveel geouwehoerd op televisie?

Ik kan me best voorstellen dat er behoefte bestaat aan een programma op de televisie waarin het nieuws van de dag wordt becommentarieerd. Nederland is volgens mij het enige land ter wereld waar er maar liefst vijf praatprogramma’s zijn (als ik goed geteld heb). En als je dan naar zo’n programma zit te kijken word je er meestal weinig of niets wijzer van. Het is een herkauwen dat zo langzamerhand geen grenzen meer kent.

De eerste stoomtrein reed wel dertig kilometer per uur. Een machine regelrecht uit de hel natuurlijk, die het trekschuitvolk danig van de leg bracht. Er werd aanvankelijk ernstig tegen geprotesteerd door heren met hoge hoeden en dames in crinoline met parasolletjes. Maar de trein werd gemeengoed, zij het gelardeerd met een flinke scheut klassenverschil. Als arbeider kon je derde klasse reizen en op een houten bank je meegenomen boterham opeten, niemand tot last. Dat was vóór de komst van de socialisten, toen de dikke sigaren nog de dienst uitmaakten.

Waarom deze blik in het verleden? Omdat de wereld van toen in sommige opzichten lijkt op de wereld van nu. Destijds begon het kapitalisme aan zijn eerste schreden om samenlevingen te ontwrichten. Als reactie daarop ontstond de klassenstrijd, en die heeft het leven van veel mensen een stuk dragelijker gemaakt. Maar het economisch systeem is niet veranderd. En dat systeem deugt niet. Het neoliberalisme is dan wel geen letterlijke terugkeer naar het ongebreidelde kapitalisme van de negentiende eeuw, maar van nivellering is allerminst sprake. Integendeel. De inkomensongelijkheid neemt wereldwijd weer schrikbarend toe.

Ik verwacht dat dit ook deze keer tot een tegenbeweging gaat leiden. Tot veel strijd ook weer, want mensen vergeten gemakkelijk wat het gekost heeft om een beetje eerlijke verdeling van de inkomsten uit arbeid te realiseren.

Dit soort geluiden hoor je niet in de talkshows. Daarin is het merendeel van de kijkers niet geïnteresseerd. Eerlijk delen is weer uit de mode geraakt, omdat we met allerlei prullaria worden zoet gehouden: de smartphone en andere ‘beeldschermen’ zijn nu opium voor het volk. Mensen worden zoet gehouden met digitale flauwekul: de faam van influencers, fakenews, hetzemakerij, tweets en retweets op X, kortom met minder dan de waan van de dag. Intussen worden de negatieve effecten daarvan steeds meer zichtbaar en beginnen mensen zich er in toenemende mate van af te keren.

Gelukkig is dat inmiddels wel in bredere lagen van de bevolking aan het doordringen, al is Geert Wilders nog steeds overtuigd van het feit dat hij met zijn getweet de Nederlandse politiek kan manipuleren. Ten dele is dat ook zo, hoe irritant. Mensen weten weinig, maar hun ambitie brandt hevig. Talkshows maken disproportioneel veel ruimte voor al die irrationaliteit.

Misschien mogen we wel niet klagen met de tandeloze tijgers die nu het Catshuis bevolken, als we kijken naar de ontwikkelingen in de VS. In sommige opzichten lijken die ontwikkelingen op die in het Duitsland van de jaren dertig. Daar wist Hitler zich ook in relatief korte tijd te omringen met dubieuze en criminele figuren. Een soort paranimfen die er ook nog een persoonlijke rancuneuze agenda op nahielden. Hitler bekleedde ze ruimhartig met allerlei cruciale posten, en zorgde ervoor steeds het laatste woord te kunnen spreken. Ik weet niet of Trump de huidige gebeurtenissen ook zo in de hand heeft. Misschien is het niet eens nodig en heeft deze nieuwe ontwikkeling haar eigen dynamiek, en gaat het gewoon door, ook als Trump in het bejaardenhuis zit.

Dark horse

Boekdrukkunst, Erasmus en de reformatie (neem iedereen met een korrel zout)

De Beeldenstorm: vroeger en nu | Canon van Nederland

 

Dat de reformatie zich zo snel heeft kunnen verbreiden in Europa heeft natuurlijk te maken met het feit dat kort daarvoor de boekdrukkunst was uitgevonden door Gutenberg.

Het begin van de Nieuwe Geschiedenis of ‘Nieuwe Tijd’ wordt traditioneel rond het jaar 1500 gedateerd. Maar ik denk dat veel ervoor pleit om die datum te vervroegen. De humanisten in de Italiaanse renaissance hadden al lang ontdekt dat er bij de schrijvers uit de oudheid een schat aan wijsheid te vinden was: moreel hoogstaande ideeën, die de vergelijking met het christelijke gedachtegoed glansrijk konden doorstaan. Er is iets voor te zeggen om de geestverruiming die dit tot gevolg had als het begin van de nieuwe geschiedenis te zien. Het zaad van een nieuwe psyche was geplant.

In het katholieke Europa, waar nog 90% van de mensen analfabeet was, duurde het vervolgens lang, voordat nieuwe ideeën tot bloei konden komen. Maar het gebeurde. Door een toenemende verspreiding van gedrukte boeken werd de grond als het ware bouwrijp gemaakt voor de reformatie. Wat Maarten Luther in 1517 op de kerkdeur spijkerde kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Deze mentaliteit broeide al langer binnen diverse kringen in de samenleving. Zijn verdienste was dat hij radicaal en energiek was. En ontwikkeld bovendien, want hij was niet alleen geestelijke, maar ook nog musicus en bijbelvertaler uit het Latijn.

Daarmee werd de inhoud van het geschrift voor een toenemend aantal mensen toegankelijk. En dat simpele feit heeft het verschil gemaakt. Vóór die tijd moesten de mensen die niet konden lezen en schrijven maar geloven wat hen door de geestelijken werd verteld. Daar kwam het wel zo’n beetje op neer, want de katholieke kerk had zich tot een onwankelbaar machtsinstituut ontwikkeld. Een instituut dat zeer bedenkelijke praktijken praktiseerde.

Na de vertaling konden gewone burgers zich voortaan een mening gaan vormen over wat er allemaal in dat boek stond. Individuen en groepen konden hun eigen beoordeling van de tekst ontwikkelen. Precies dat heeft ook de aanzet gegeven voor een groeiend individueel bewustzijn.

Het katholicisme was een monoliet. De reformatie schiep voor het eerst ruimte voor persoonlijke opvattingen. En de menselijke natuur in aanmerking genomen, is het niet vreemd dat er al snel veel meningsverschil bestond over wat ervan gevonden moest worden, van al die wonderlijke verhalen.

Erasmus heeft ervoor gepleit om de twee stromingen met elkaar te verzoenen. Was hij aanvankelijk een sympathisant met Luthers ideeën, later constateerde hij dat de sociale samenhang er toch ernstig door bedreigd werd. Al was het maar omdat verschillende richtingen elkaar al aan het bestrijden waren. De synthese die hem voor ogen moet hebben gestaan is er nooit gekomen. En kon er ook naar mijn idee niet komen, omdat er sprake was van onverenigbaarheid van karakters. Het bolwerk van de katholieke kerk was nooit van plan om haar macht met anderen te gaan delen. Geen enkele machthebber doet dat vrijwillig. Het toelaten van afwijkende visies op hun dogma’s zou hun positie ernstig verzwakken. Dus zetten ze hun hakken in het zand en bestreden zoveel mogelijk deze nieuwe stroming.

Toen eenmaal de vrijheid van denken haar meer en meer vaste schreden deed, liet die zich niet meer tegenhouden. Het waren twee werelden die niet met elkaar in harmonie te brengen waren.

Was Erasmus nou zo naïef dat hij dat niet begreep? Ik denk het niet. In een chaotische tijd probeerde hij een menselijk geluid te laten horen; te redden wat er te redden viel. Omdat hij een hoop ellende voorzag. Die ellende is er inderdaad gekomen en is nooit helemaal over gegaan, want nog steeds verdragen humanisten en dogmatici elkaar niet.

Toen de gereformeerden in Nederland hun kans schoon zagen, begonnen ze zich net zo onbuigzaam te gedragen als de katholieke kerk had gedaan. Hun kritiek op het absolutisme van Rome was terecht geweest, maar nu ze in de meerderheid begonnen te raken kwam er een ander trekje aan het licht. Het voelde wel lekker om een beetje de dienst uit te maken. Een lelijke onverdraagzaamheid  ten aanzien van andersdenkenden nam hand over hand toe. Tot ze in de 17e eeuw zo machtig waren dat vrijdenkers het wel uit hun hoofd lieten om hun ideeën aan de openbaarheid prijs te geven.

Was Galilei nog door Rome gedwongen om zijn bevindingen te verloochenen, een eeuw later moest Spinoza zijn filosofie in het geheim delen met geestverwanten. Want de vroede vaderen wensten hiermee niet geconfronteerd te worden. Ze begrepen het niet, het zou dus wel gevaarlijk zijn.

De arrogantie van de macht maakt geen onderscheid tussen geloofsopvattingen. Al die geestelijken door de eeuwen heen verkochten hun vrome praatjes maar al te graag aan een goedgelovige massa, die ze vervolgens naar eigen goeddunken probeerden te manipuleren. En niet alleen in het christendom, het jodendom of de islam is dit gebeurd. Het gebeurt nog steeds.

Ook in de oudheid was dit verschijnsel schering en inslag, in allerlei culturen. Er lijkt dus in elke samenleving een kaste te bestaan die wil profiteren van het feit dat mensen behoefte hebben aan een geloof, een houvast, een totem, om de onbegrijpelijke chaos van het leven op aarde te kunnen doorstaan. Want het leven biedt geen zekerheden. Daarom creëren mensen schijnzekerheden. Daar valt voor velen mee te leven, ondanks de ongemakken en strenge voorschriften die er soms mee gepaard gaan. Zo is het nu eenmaal. En de behoefte aan een geloof blijft niet tot de religie beperkt. Mensen willen ook graag in politici geloven en in de wetenschap. Maar ook politici en de wetenschap bieden geen zekerheden.

Het is dus maar het beste om iedereen, of elke instelling die zekerheden in de aanbieding heeft, met een korreltje zout te nemen.

Dark horse

Brown shoes don’t make it Dijkers, pleiners, mods en rockers / kleren maken de ......

 

Brown shoes don't make it – Schaakvereniging Het SpaarneBrown shoes don’t make it, zong Frank Zappa op de LP Cruising with Ruben and the Yets. Het is een statement dat wel zo’n beetje door iedereen is in te voelen. Voor mij is het in ieder geval zo klaar als een klontje. Als puber met een brommer, een kuif en zwarte puntschoenen haalde ik het niet in mijn hoofd om bij mijn vrienden aan te komen met bruine schoenen.

Het had ook iets anders kunnen zijn natuurlijk. Jasjes, broeken, overhemden, truien of petjes; het lag allemaal even gevoelig. De (meestal) onuitgesproken groepscode was heel belangrijk.

Aan het eind van de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 had je als jongen van een jaar of zestien de keuze uit twee groepen: de dijkers en de pleiners. Zo heette het in Amsterdam. In Den Haag waren het, geloof ik, de mods en de rockers. De dijkers waren de jongens met de brommers en de vetkuiven en de meisjes van de dijkers hadden ‘suikerbroden’ op hun hoofd. De pleiners waren de zogenaamde artistiekelingen, met een soort van Caesarkapsel en broeken met wijde pijpen. De meisjes leken een beetje op Juliette Greco.

Je stapte niet zomaar over van de ene groep naar de andere. Dat had te maken met opleiding en milieu. Toch heb ik dat in het begin van de jaren ‘60 gedaan. Niet zomaar natuurlijk. Dat heeft wel een half jaartje geduurd. Ik kwam namelijk van de middelbare school met een kuif en een bromfiets, maar mijn keuze was gevallen op de Kunstnijverheidsschool (officieel: Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs), voorloper van de Rietveld Academie. Daar werd ik geconfronteerd met vooral pleiners; ik wilde me zo snel mogelijk bij hen aansluiten. In korte tijd had ik hun kledingcode de mijne gemaakt: ik liet mijn haar groeien, voortaan was ik ook artistiek! Met ijdelheid of esthetische waarden had het niets te maken. Er waren dieperliggende beweegredenen. Het ging over het kenbaar maken van een mentaliteit. Een mentaliteit die nogal vaag, amorf en ongeveer was, want wij hielden er maar weinig concrete ideeën op na. Het ging vooral om gevoel, het gevoel erbij te horen.

 

Welvaart, jongerencultuur en mode in de sixties

 

Sinds mensenheugenis wordt status kenbaar gemaakt door de manier waarop men zich kleedt.

De allerhoogste status werd toegekend aan het gekroonde hoofd. Nog maar kortgeleden zagen we de nogal ongemakkelijke gekroonde hoofden van Charles en Camilla van Engeland. Een anachronisme in deze tijd (maar velen denken daar nog steeds anders over). Ik kan me niet voorstellen dat iemand zich prettig voelt in een hermelijnen mantel die een kilo of 15 weegt.

Maar tijden veranderen; hoogwaardigheidsbekleders in vorige eeuwen lieten zich graag portretteren in loodzware kurassen. Je kwam geen stap vooruit in dat soort dwangbuizen natuurlijk. Na de poseersessie ging de rommel zo snel mogelijk weer uit vermoedelijk. Wat een kwelling voor een beetje ijdelheid en aanzien. Ook de vrouwen moesten eraan geloven; je ziet ze maar zelden lachen op een portret. Veel gefrustreerde bleekneuzen in hun protocollaire dracht. Maar zelf zullen ze het waarschijnlijk anders ervaren hebben. Dat soort conventies waren uiterst dwingend.

Echter …. het aankleden van je huisdier luistert niet naar een dwingend protocol. Mensen zijn volkomen vrij in het bedenken van alle mogelijke mode voor hun cavia, hond of kat. Ook duikbrilletjes voor aquariumvissen zijn toegestaan, al zie je ze maar zelden.

Drs. Mallebrootje was uitvinder van een nagelvijltje voor kerkratten, al was dat niet echt een kledingstuk natuurlijk.

Zo helpen we de wereld vooruit.

Dark horse

Voetbal, brood en spelen Competitie zit in ons dna

Why the Colosseum is a wonder of the world - what is it famous for?

In het oude Rome had je brood en spelen. Bekend. Het huidige voetbalspektakel wordt er wel eens mee vergeleken, en ik denk dat er inderdaad een paar overeenkomsten zijn.

Ten eerste de plaats van handeling: een stadion, (en voor de wagenrennen een circus maximus, een renbaan met tribunes). De slachtpartijen in het Colosseum laten zich niet vergelijken met het voetbal. De emotionele toestand van de toeschouwers ook niet echt, want velen raakten bij het zien van moorden die gepleegd werden in een soort bloeddorstige schemertoestand: tegen wil en dank soms, zoals je bij sommige klassieke schrijvers kunt lezen.

Daarbij vergeleken is het voetbal toch een tam spelletje.

Maar er waren wel gladiatoren die het tot een heldenstatus brachten en door vrouwen aanbeden werden. Er waren erbij die steenrijk werden en in kasten van villa’s woonden. Dus wel een beetje als de grote voetbalsterren van nu.

Een ander deel van die spelen had een volkomen andere  status. De wagenrennen leken in veel opzichten meer op het huidige voetbal dan het geweld van gladiatoren. Het competitie-element was hierbij dominant. De deelnemers waren opgesplitst in partijen, en de supporters dus ook. Er zijn verhalen bekend van confrontaties tussen verschillende groepen die doen denken aan de animositeit tussen de Ajax- en Feyenoordfans. Het ging er in die oude tijden heftig aan toe. De mensen zijn in die paar millennia niet echt veranderd wat dat betreft.

We kunnen er natuurlijk de draak mee steken; graag, maar dit sociaal gedrag beperkt zich niet alleen tot de sport. Het kan over van alles gaan; competitie zit in ons DNA. En er is een beroepsgroep die daar garen bij spint, want de journalistiek zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om welke controverse dan ook, zoveel mogelijk op te blazen. Dat betekent altijd kassa. De kwaliteitskranten doen er gretig aan mee.

Maar een gebeurtenis als het NIKA-OPROER hebben ze tot nog toe niet mogen verslaan.

In het Byzantium van rond het jaar 500 waren de twee partijen, de blauwen en de groenen, zo gepolitiseerd, dat ze bezig waren de totale samenleving in hun greep te krijgen. Gesteund door rijke en invloedrijke burgers begonnen ze eisen te stellen aan de regering. keizer Justinianus werd bedreigd. Hij moest verschillende wetten die hij had ingesteld weer intrekken, anders…

Na afloop van de laatste wagenrennen liep het zo uit de hand dat driekwart van de stad werd verwoest en in de as gelegd. De groenen zwoeren een nieuwe keizer te zullen kronen en bestormden het paleis. Justinianus wilde vluchten, maar zijn vrouw wist hem ervan te weerhouden.

Hij slaagde erin zijn leger te mobiliseren en liet een ongekende slachting aanrichten onder beide facties. Er waren 30.000 doden…

Nog een persoonlijke ontboezeming tot slot; ik heb zelf regelmatig behoefte om het torentje of paleis Soestdijk te bestormen, wanneer Ajax weer eens verloren heeft. Er wil alleen nooit iemand meedoen.

Dark Horse