Over de boekdrukkunst, Erasmus en de reformatie (neem iedereen met een korrel zout) Katholicisme was een monoliet, zaad van een nieuwe psyche werd geplant

De Beeldenstorm: vroeger en nu | Canon van Nederland

Dat de reformatie zich zo snel heeft kunnen verbreiden in Europa heeft natuurlijk te maken met het feit dat kort daarvoor de boekdrukkunst was uitgevonden door Gutenberg.

Het begin van de Nieuwe Geschiedenis of ‘Nieuwe Tijd’ wordt traditioneel rond het jaar 1500 gedateerd. Maar ik denk dat veel ervoor pleit om die datum te vervroegen. De humanisten in de Italiaanse renaissance hadden al lang ontdekt dat er bij de schrijvers uit de oudheid een schat aan wijsheid te vinden was: moreel hoogstaande ideeën, die de vergelijking met het christelijke gedachtegoed glansrijk konden doorstaan. Er is iets voor te zeggen om de geestverruiming die dit tot gevolg had als het begin van de nieuwe geschiedenis te zien. Het zaad van een nieuwe psyche was geplant.

In het katholieke Europa, waar nog 90% van de mensen analfabeet was, duurde het vervolgens lang, voordat nieuwe ideeën tot bloei konden komen. Maar het gebeurde. Door een toenemende verspreiding van gedrukte boeken werd de grond als het ware bouwrijp gemaakt voor de reformatie. Wat Maarten Luther in 1517 op de kerkdeur spijkerde kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Deze mentaliteit broeide al langer binnen diverse kringen in de samenleving. Zijn verdienste was dat hij radicaal en energiek was. En ontwikkeld bovendien, want hij was niet alleen geestelijke, maar ook nog musicus en bijbelvertaler uit het Latijn.

Daarmee werd de inhoud van het geschrift voor een toenemend aantal mensen toegankelijk. En dat simpele feit heeft het verschil gemaakt. Vóór die tijd moesten de mensen die niet konden lezen en schrijven maar geloven wat hen door de geestelijken werd verteld. Daar kwam het wel zo’n beetje op neer, want de katholieke kerk had zich tot een onwankelbaar machtsinstituut ontwikkeld. Een instituut dat zeer bedenkelijke praktijken praktiseerde.

Na de vertaling konden gewone burgers zich voortaan een mening gaan vormen over wat er allemaal in dat boek stond. Individuen en groepen konden hun eigen beoordeling van de tekst ontwikkelen. Precies dat heeft ook de aanzet gegeven voor een groeiend individueel bewustzijn.

Het katholicisme was een monoliet. De reformatie schiep voor het eerst ruimte voor persoonlijke opvattingen. En de menselijke natuur in aanmerking genomen, is het niet vreemd dat er al snel veel meningsverschil bestond over wat ervan gevonden moest worden, van al die wonderlijke verhalen.

Erasmus heeft ervoor gepleit om de twee stromingen met elkaar te verzoenen. Was hij aanvankelijk een sympathisant met Luthers ideeën, later constateerde hij dat de sociale samenhang er toch ernstig door bedreigd werd. Al was het maar omdat verschillende richtingen elkaar al aan het bestrijden waren. De synthese die hem voor ogen moet hebben gestaan is er nooit gekomen. En kon er ook naar mijn idee niet komen, omdat er sprake was van onverenigbaarheid van karakters. Het bolwerk van de katholieke kerk was nooit van plan om haar macht met anderen te gaan delen. Geen enkele machthebber doet dat vrijwillig. Het toelaten van afwijkende visies op hun dogma’s zou hun positie ernstig verzwakken. Dus zetten ze hun hakken in het zand en bestreden zoveel mogelijk deze nieuwe stroming.

Toen eenmaal de vrijheid van denken haar meer en meer vaste schreden deed, liet die zich niet meer tegenhouden. Het waren twee werelden die niet met elkaar in harmonie te brengen waren.

Was Erasmus nou zo naïef dat hij dat niet begreep? Ik denk het niet. In een chaotische tijd probeerde hij een menselijk geluid te laten horen; te redden wat er te redden viel. Omdat hij een hoop ellende voorzag. Die ellende is er inderdaad gekomen en is nooit helemaal over gegaan, want nog steeds verdragen humanisten en dogmatici elkaar niet.

Toen de gereformeerden in Nederland hun kans schoon zagen, begonnen ze zich net zo onbuigzaam te gedragen als de katholieke kerk had gedaan. Hun kritiek op het absolutisme van Rome was terecht geweest, maar nu ze in de meerderheid begonnen te raken kwam er een ander trekje aan het licht. Het voelde wel lekker om een beetje de dienst uit te maken. Een lelijke onverdraagzaamheid  ten aanzien van andersdenkenden nam hand over hand toe. Tot ze in de 17e eeuw zo machtig waren dat vrijdenkers het wel uit hun hoofd lieten om hun ideeën aan de openbaarheid prijs te geven.

Was Galilei nog door Rome gedwongen om zijn bevindingen te verloochenen, een eeuw later moest Spinoza zijn filosofie in het geheim delen met geestverwanten. Want de vroede vaderen wensten hiermee niet geconfronteerd te worden. Ze begrepen het niet, het zou dus wel gevaarlijk zijn.

De arrogantie van de macht maakt geen onderscheid tussen geloofsopvattingen. Al die geestelijken door de eeuwen heen verkochten hun vrome praatjes maar al te graag aan een goedgelovige massa, die ze vervolgens naar eigen goeddunken probeerden te manipuleren. En niet alleen in het christendom, het jodendom of de islam is dit gebeurd. Het gebeurt nog steeds.

Ook in de oudheid was dit verschijnsel schering en inslag, in allerlei culturen. Er lijkt dus in elke samenleving een kaste te bestaan die wil profiteren van het feit dat mensen behoefte hebben aan een geloof, een houvast, een totem, om de onbegrijpelijke chaos van het leven op aarde te kunnen doorstaan. Want het leven biedt geen zekerheden. Daarom creëren mensen schijnzekerheden. Daar valt voor velen mee te leven, ondanks de ongemakken en strenge voorschriften die er soms mee gepaard gaan. Zo is het nu eenmaal. En de behoefte aan een geloof blijft niet tot de religie beperkt. Mensen willen ook graag in politici geloven en in de wetenschap. Maar ook politici en de wetenschap bieden geen zekerheden.

Het is dus maar het beste om iedereen, of elke instelling die zekerheden in de aanbieding heeft, met een korreltje zout te nemen.

Dark horse

Brown shoes don’t make it Dijkers, pleiners, mods en rockers / kleren maken de ......

 

Brown shoes don't make it – Schaakvereniging Het SpaarneBrown shoes don’t make it, zong Frank Zappa op de LP Cruising with Ruben and the Yets. Het is een statement dat wel zo’n beetje door iedereen is in te voelen. Voor mij is het in ieder geval zo klaar als een klontje. Als puber met een brommer, een kuif en zwarte puntschoenen haalde ik het niet in mijn hoofd om bij mijn vrienden aan te komen met bruine schoenen.

Het had ook iets anders kunnen zijn natuurlijk. Jasjes, broeken, overhemden, truien of petjes; het lag allemaal even gevoelig. De (meestal) onuitgesproken groepscode was heel belangrijk.

Aan het eind van de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 had je als jongen van een jaar of zestien de keuze uit twee groepen: de dijkers en de pleiners. Zo heette het in Amsterdam. In Den Haag waren het, geloof ik, de mods en de rockers. De dijkers waren de jongens met de brommers en de vetkuiven en de meisjes van de dijkers hadden ‘suikerbroden’ op hun hoofd. De pleiners waren de zogenaamde artistiekelingen, met een soort van Caesarkapsel en broeken met wijde pijpen. De meisjes leken een beetje op Juliette Greco.

Je stapte niet zomaar over van de ene groep naar de andere. Dat had te maken met opleiding en milieu. Toch heb ik dat in het begin van de jaren ‘60 gedaan. Niet zomaar natuurlijk. Dat heeft wel een half jaartje geduurd. Ik kwam namelijk van de middelbare school met een kuif en een bromfiets, maar mijn keuze was gevallen op de Kunstnijverheidsschool (officieel: Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs), voorloper van de Rietveld Academie. Daar werd ik geconfronteerd met vooral pleiners; ik wilde me zo snel mogelijk bij hen aansluiten. In korte tijd had ik hun kledingcode de mijne gemaakt: ik liet mijn haar groeien, voortaan was ik ook artistiek! Met ijdelheid of esthetische waarden had het niets te maken. Er waren dieperliggende beweegredenen. Het ging over het kenbaar maken van een mentaliteit. Een mentaliteit die nogal vaag, amorf en ongeveer was, want wij hielden er maar weinig concrete ideeën op na. Het ging vooral om gevoel, het gevoel erbij te horen.

 

Welvaart, jongerencultuur en mode in de sixties

 

Sinds mensenheugenis wordt status kenbaar gemaakt door de manier waarop men zich kleedt.

De allerhoogste status werd toegekend aan het gekroonde hoofd. Nog maar kortgeleden zagen we de nogal ongemakkelijke gekroonde hoofden van Charles en Camilla van Engeland. Een anachronisme in deze tijd (maar velen denken daar nog steeds anders over). Ik kan me niet voorstellen dat iemand zich prettig voelt in een hermelijnen mantel die een kilo of 15 weegt.

Maar tijden veranderen; hoogwaardigheidsbekleders in vorige eeuwen lieten zich graag portretteren in loodzware kurassen. Je kwam geen stap vooruit in dat soort dwangbuizen natuurlijk. Na de poseersessie ging de rommel zo snel mogelijk weer uit vermoedelijk. Wat een kwelling voor een beetje ijdelheid en aanzien. Ook de vrouwen moesten eraan geloven; je ziet ze maar zelden lachen op een portret. Veel gefrustreerde bleekneuzen in hun protocollaire dracht. Maar zelf zullen ze het waarschijnlijk anders ervaren hebben. Dat soort conventies waren uiterst dwingend.

Echter …. het aankleden van je huisdier luistert niet naar een dwingend protocol. Mensen zijn volkomen vrij in het bedenken van alle mogelijke mode voor hun cavia, hond of kat. Ook duikbrilletjes voor aquariumvissen zijn toegestaan, al zie je ze maar zelden.

Drs. Mallebrootje was uitvinder van een nagelvijltje voor kerkratten, al was dat niet echt een kledingstuk natuurlijk.

Zo helpen we de wereld vooruit.

Dark horse

Voetbal, brood en spelen Competitie zit in ons dna

Why the Colosseum is a wonder of the world - what is it famous for?

In het oude Rome had je brood en spelen. Bekend. Het huidige voetbalspektakel wordt er wel eens mee vergeleken, en ik denk dat er inderdaad een paar overeenkomsten zijn.

Ten eerste de plaats van handeling: een stadion, (en voor de wagenrennen een circus maximus, een renbaan met tribunes). De slachtpartijen in het Colosseum laten zich niet vergelijken met het voetbal. De emotionele toestand van de toeschouwers ook niet echt, want velen raakten bij het zien van moorden die gepleegd werden in een soort bloeddorstige schemertoestand: tegen wil en dank soms, zoals je bij sommige klassieke schrijvers kunt lezen.

Daarbij vergeleken is het voetbal toch een tam spelletje.

Maar er waren wel gladiatoren die het tot een heldenstatus brachten en door vrouwen aanbeden werden. Er waren erbij die steenrijk werden en in kasten van villa’s woonden. Dus wel een beetje als de grote voetbalsterren van nu.

Een ander deel van die spelen had een volkomen andere  status. De wagenrennen leken in veel opzichten meer op het huidige voetbal dan het geweld van gladiatoren. Het competitie-element was hierbij dominant. De deelnemers waren opgesplitst in partijen, en de supporters dus ook. Er zijn verhalen bekend van confrontaties tussen verschillende groepen die doen denken aan de animositeit tussen de Ajax- en Feyenoordfans. Het ging er in die oude tijden heftig aan toe. De mensen zijn in die paar millennia niet echt veranderd wat dat betreft.

We kunnen er natuurlijk de draak mee steken; graag, maar dit sociaal gedrag beperkt zich niet alleen tot de sport. Het kan over van alles gaan; competitie zit in ons DNA. En er is een beroepsgroep die daar garen bij spint, want de journalistiek zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om welke controverse dan ook, zoveel mogelijk op te blazen. Dat betekent altijd kassa. De kwaliteitskranten doen er gretig aan mee.

Maar een gebeurtenis als het NIKA-OPROER hebben ze tot nog toe niet mogen verslaan.

In het Byzantium van rond het jaar 500 waren de twee partijen, de blauwen en de groenen, zo gepolitiseerd, dat ze bezig waren de totale samenleving in hun greep te krijgen. Gesteund door rijke en invloedrijke burgers begonnen ze eisen te stellen aan de regering. keizer Justinianus werd bedreigd. Hij moest verschillende wetten die hij had ingesteld weer intrekken, anders…

Na afloop van de laatste wagenrennen liep het zo uit de hand dat driekwart van de stad werd verwoest en in de as gelegd. De groenen zwoeren een nieuwe keizer te zullen kronen en bestormden het paleis. Justinianus wilde vluchten, maar zijn vrouw wist hem ervan te weerhouden.

Hij slaagde erin zijn leger te mobiliseren en liet een ongekende slachting aanrichten onder beide facties. Er waren 30.000 doden…

Nog een persoonlijke ontboezeming tot slot; ik heb zelf regelmatig behoefte om het torentje of paleis Soestdijk te bestormen, wanneer Ajax weer eens verloren heeft. Er wil alleen nooit iemand meedoen.

Dark Horse

De toestand in de wereld We weten niet wat de aarde allemaal van plan is

In de jaren 60 en 70 had je G.B.J.Hiltermann, die op de radio de politieke toestand in de wereld duidde voor de Hollandse luisteraar. Later deed hij het ook op televisie. Je werd niet zo heel veel wijzer van zijn staccato. Ik herinner me vooral zijn gedrevenheid, zijn zorgvuldige woordkeuze en zijn ijdelheid.

G.B.J. Hiltermann (@GBJ_H) / X

Ik heb soms het idee dat het er in de wereld toen iets eenvoudiger uitzag. Toen de Koude Oorlog de westerse wereld in haar greep had; toen er nog nauwelijks andere delen van de wereld leken te bestaan. Hiltermann had het nooit over Afrika of Zuid-Amerika. Die landen bestonden uiteraard, maar geen mens die er ooit aan dacht. Zeker niet als G.B.J.Hiltermann op zondagmiddag de wereld aan het duiden was.

Er is veel veranderd in die paar decennia.

Over wat er allemaal gebeurt in Afrika en het Midden-Oosten, is inmiddels veel meer bekend, al was het alleen maar omdat de bewoners van die werelddelen massaal naar Europa trekken. Ze hebben redenen genoeg. Armoede, oorlog en uitzichtloosheid. In Europa zou het beter zijn. Maar de volkeren van het Avondland zien ze niet graag komen, en verzinnen van alles om ze buiten de deur te houden.  De mogelijkheden in Europa zijn gewoon veelbelovender dan in andere delen van de wereld. Dus bracht de digitale techniek velen een zicht op het z.g.n Utopia. In Europa wachtte het geluk en het succes.  De kans op een beter bestaan. De sociale media maken er al minstens twintig jaar reclame voor, overal.

Hoe gaat het met die wereld tegenwoordig? Helemaal niet zo slecht denk ik. Die wereld volgt zijn eigen onvoorspelbare agenda. Het zijn vooral de menselijke bewoners die zich zorgen moeten maken, want het ziet er wel dreigend uit op dit moment. Het is nu dan wel geen wapenwedloop die de gemoederen bezighoudt, maar een klimaatverandering kan zeker ook verwoestende gevolgen hebben. Er zijn in het verleden ontelbare soorten uitgestorven ten gevolge van veranderingen in het klimaat. Dat kan ons natuurlijk ook overkomen. Wij vormen geen uitzondering op deze trend.

Ik weet niet of mensen in staat zijn zodanig samen te werken, dat de gevolgen van de opwarming van de aarde binnen die beroemde anderhalve graad blijft. Het is allemaal zo onzeker!

Er zijn al heel wat internationale conferenties geweest. Daar worden de problemen besproken en worden afspraken gemaakt, waar vervolgens velen zich gewoon niet aan houden. Verschillende belangen zorgen ervoor dat het vreselijk langzaam gaat. En het kan niet veel anders, want je kunt autonome landen niet dwingen.

Er wordt door internationale instanties en politici gepleit voor verdraagzaamheid en welbegrepen eigenbelang. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje tenslotte. Het halsstarrig vasthouden aan je z.g.n identiteit en belangen zal op den duur contraproductief werken.

Dit betoogde een Amerikaanse politicoloog in het programma buitenhof. Ik denk dat hij gelijk heeft.

Het leven in bubbels, zoals dat door sociale media bevorderd wordt, drijft ons uit elkaar.

En het is juist hoog tijd dat we het op een aantal fundamentele punten eens gaan worden.

Maar dit is niet eenvoudig. Leven in een bubbel geeft mensen ook een gevoel van veiligheid.

En dat gevoel is vooralsnog heel wat sterker dan de ratio van de noodzakelijke samenwerking.

Het mag van mensen niet verwacht worden dat ze de brede samenhang van alle huidige problemen begrijpen. De politici wereldwijd kunnen het ook niet echt. We stuiten als menselijke soort flink op onze grenzen, We zijn nog steeds behept met oeroude reflexen. Ik acht de kans dat we binnen afzienbare tijd rationele wezens zullen worden dan ook niet groot. Maar mocht het in de toekomst toch gebeuren, dan is dat nog steeds geen garantie voor een eeuwig voortbestaan.

Wij weten niet wat de aarde allemaal van plan is. We kennen haar onvoldoende. We worden regelmatig overvallen door natuurrampen, die niet allemaal te wijten zijn aan de CO2-uitstoot.

Al deze dingen denkend, is het tenslotte toch het beste om in ieder geval naar samenwerking te streven. Want als je het allemaal op z’n beloop laat wordt het van kwaad tot erger.

Dark Horse

Rallentando Boys De voetbalvereniging van het provinciale symfonieorkest

Viool spelen - Alleen voor doorzetters? | Bax Music Blog

In de laagste klasse van het regionale amateurvoetbal, tussen de bierelftallen en mannen met buikjes, speelde ook ‘Rallentando Boys’, de voetbalvereniging van het provinciale symfonieorkest. Die ietwat vreemde naam was ontleend aan een muziekterm: rallentando betekent vertragen. En die ironisch gekozen naam dekte de lading goed, want de violisten, de blazers en de slagwerkers waren bijna allemaal ruim boven de vijftig en niet zo snel meer.

Dat laatste was geen punt; het ging om het plezier. Ook als ze weer eens dik verloren hadden bleef de stemming opperbest. Na afloop van de wedstrijd werd er flink nagepraat en gelachen, en ook stevig ingenomen. Dat ging al een hele tijd goed. Meestal eindigden ze onderaan, maar dat kon de pret niet drukken, want ze konden niet degraderen, een prettige bijkomstigheid.

Altviolist Joop van de Broek had een jaar of wat geleden het initiatief genomen tot de oprichting van de club. De geesten waren rijp geweest als het ware, want in de pauzes tussen de repetities was het vaak een enthousiast uitwisselen van nieuwtjes en uitslagen. Mooie doelpunten werden gememoreerd, spelers werden afgekraakt of opgehemeld. De muziek, dat was je werk, voetbal je hobby. Aan deze instelling was niets verkeerds natuurlijk, in tegendeel. De vrouwelijke orkestleden keken er niettemin een beetje meewarig naar; dat gejoel…enfin.

–0–

Snijden in wat voor sommigen de belangrijkste bijzaak van het leven is, doet zeer: lezers missen het amateurvoetbal - Friesch Dagblad

Er dreigde onenigheid. Het geval wilde namelijk dat er kortelings een paar nieuwe orkestleden aangenomen waren. Mannen die nog niet zo lang geleden afgestudeerd waren aan het conservatorium, en nog in hun dertiger jaren waren Die bleken toevallig óók van voetbal te houden en wilden graag lid worden van de club. Ze werden met gejuich binnengehaald, omdat dit nieuwe perspectieven bood.

Maar al snel kwamen ze met het voorstel om de naam van de club te veranderen. Ze hadden nog geen buikjes en ze vonden zichzelf ook helemaal niet traag. Dat brachten ze naar voren en stelden meteen een nieuwe naam voor. ‘Allegro Boys’ vonden ze veel leuker, want ‘allegro’ betekent zoveel als vrolijk en opgewekt, en niet per sé snel, zoals vaak gedacht wordt. Dat zou volgens die nieuwe leden ook beter bij de sfeer passen in het elftal.

Maar daar verkeken ze zich een beetje op. Niet dat hun argument slecht was, maar er was toch wat gemor bij de oprichters van de vereniging. Het voelde op de een of andere manier een beetje als een overname. Een gevoel dat verzet opriep. Want alles goed en wel met die gasten natuurlijk, maar een beetje begrip voor de humor die in de gekozen naam school zou wel op z’n plaats zijn; echt groot verschil zouden die paar jongere mannen niet gaan maken in de resultaten.

Niettemin werd er nu toch door sommigen getwijfeld. Was er misschien een compromis mogelijk? Wat zou dat kunnen zijn? Een van de oudgedienden stelde ‘Allegro ma non troppo Boys’ voor. Dit werd onmiddellijk weggehoond: veel te lang, en niemand zou het zo langzamerhand meer begrijpen. Niet echt relevant trouwens, want ook de huidige naam was maar zelden door iemand begrepen. Hoe vaak hadden ze niet aan tegenstanders uit moeten leggen wat de betekenis was? Meestal werden ze dan glazig aangekeken. ‘Gek is lastig’, zag je ze soms denken.

In de club werd nu voor het eerst gediscussieerd. Waarom moest er zo nodig ‘Boys’ achter de naam? Dat was toch hopeloos ouderwets? En bovendien, het waren al een hele tijd geen boys meer, die mannen met hun vioolschouders en hun reumatische trommelarmen. Dat leek een zienswijze die hout sneed, vonden velen. Maar daar ging het niet om. Natuurlijk wisten ze dat ze niet meer voor Apollo konden doorgaan; daaróm juist was ‘Boys’ leuk toch?

En misschien moesten ze niet meteen zoveel praatjes hebben die nieuwelingen. Die hoornist, Frits, neigde aardig naar overgewicht zo te zien. En cellist Karel begon al aardig te kalen, dus waar hadden ze het over… Als ze meer ambitie hadden dan gingen ze maar naar een andere club. En zo was het ook natuurlijk. De kentering was een feit; de jongere mannen draaiden bij.

Maar de naam bleef een dingetje.

Moest het een grappige naam zijn? Ze konden toch ook FC Symfonia heten of zo? Of OBK, Oefening Baart Kunst? Maar dat klonk te plechtig allemaal en niet erg speels.

Toen gebeurde het. Het woord “speels” was gevallen, en een paar orkestleden kwamen tegelijk op het idee: we noemen onze club “FC De Spelers”. Daarmee was tenslotte alles gezegd. Simpel eigenlijk. Algemene aanvaarding. En dus gingen ze in het nieuwe seizoen onder hun nieuwe naam deelnemen aan de competitie, met het van oudsher bekende resultaat, en iedereen was tevreden.

Dark Horse

Schaken is niet alleen maar een spelletje Hierarchische principes, de wens om te winnen

Schaken is niet alleen maar een spelletje. Voor de beoefenaars is het veel meer dan dat. Het refereert aan onze gevoeligheid voor hiërarchische principes.

Een week geleden is de Nederlandse primatoloog Frans de Waal overleden. Een wetenschapper die het gedrag van apen grondig heeft bestudeerd. Hij constateerde dat in die zogenaamde primitieve gemeenschappen een fijn gelaagde hiërarchische orde bestaat die dagelijks gepraktiseerd wordt.

Iets dergelijks is ook in het schaakwereldje waarneembaar. Wij schakers houden elkaars prestaties in de gaten. In confrontaties met hoger of lager geschatte tegenstanders passen we onze mentaliteit aan, wanneer we achter het bord plaatsnemen. Soms ontspannen, wanneer de tegenstander lager wordt ingeschat; soms extra alert of zelfs gespannen wanneer de tegenstander sterk is. Die krachtsverhoudingen kennen we meestal wel zo’n beetje. (Dat gaat overigens regelmatig mis.)

Het is geen wet van Meden en Perzen, dat de betere speler altijd wint. Voorbeelden genoeg, die we allemaal kennen.

Het schaken heeft een reputatie, vooral bij mensen die het zelf niet beoefenen. Het zou wijzen op hogere intelligentie, strategisch meesterschap en koele berekening. Dat is een cliché dat we regelmatig in films en series tegenkomen. Bij de gevreesde tegenstander staat vaak een schaakbord met stukken in de kamer. Flauwekul natuurlijk. Schaken heeft maar zeer ten dele met intelligentie te maken. Veel meer met voorstellingsvermogen en ruimtelijk inzicht. Als je dat hebt, kan je een sterke schaker worden, ook al houd je er verder de vreemdste ideeën op na.

James Bond-From Russia with Love - Chess.com

(Schaakmeester Kronsteen in de James-Bond-film From Russia with love.)

Hiërarchieën in de amateur-schaakwereld hebben voor zover ik weet geen consequenties voor gedrag. Er is geen sprake van onderdanigheid of dominantie. Wel van bescheidenheid en waardering voor elkaars vaardigheden. In de beroepssector is de animositeit groter: de spanningen lopen daar hoger op. Denk maar aan de matches om het wereldkampioenschap, tussen Karpov en Kortsjnoi, en tussen Spasski en Fischer. Bij dat soort partijen is bijna elke zet er een op leven en dood. Op dat niveau wordt wel degelijk merkwaardig gedrag waargenomen. Dat doet de spanning met een mens, je ziet ze dan ook zelden langere tijd achter elkaar stilzitten. Het lichaam moet de druk op de een of andere manier afvoeren.

Lichaam en geest vormen tenslotte één systeem. Een spannende partij spelen zonder daarbij allerlei lichamelijke sensaties te voelen is vrijwel ondenkbaar. De basale behoefte van ieder individu, om te stijgen op de ladder ligt daaraan ten grondslag. Dat hebben we in elk geval met de primaten gemeen.

Bobby Fischer heeft ooit gezegd: “De psychologie van het schaakspel daar geloof ik niet in; ik geloof wel in goede zetten.” Een wel heel nuchtere opmerking, die wat mij betreft de lading toch niet echt dekt. Enige aandacht voor het feit dat de spelende en sportende mens van competitie houdt en daar vaak enorm door gegrepen kan zijn is wel degelijk een psychologisch verschijnsel. De wens om van je medemens te winnen, die hebben we allemaal wel in meer of mindere mate.

Het versterkt je gevoel van eigenwaarde als je wint—altijd lekker.

Pim Abbestee