In Woerden was het erop of eronder tegen medekeldergigant Woerden 2. Voor uw verslaggever was het de eerste partij in klasse 4D sinds begin november vorig jaar.
(Chips eten in Woerden, een klein genoegen na afloop.)
Ik was voor de verandering als eerste klaar en kon daardoor de situatie op de andere borden goed volgen.
Midden op de middag gaf mijn tegenstander (Julien Rentrop) pardoes op. Niet omdat de stelling opgave niet rechtvaardigde, hij stond inmiddels een stuk achter, maar toch, opeens steekt je tegenstander de hand uit, op een moment dat je het net niet verwacht. We analyseerden de partij in een zijzaaltje en overzagen allebei een grappige tactische wending. Mijn tegenstander had een loper op b7 en een paard op c6. Hij had na Pc3xd5 terug kunnen slaan met de dame (Dd8xd5). Mijn engine liet het ijskoud zien: ….. Dd8xd5, Pf3-g5 (met matdreiging op h7 vanwege een dame op c2 en aanval van Lg2 op de dame), Dd5xg2+!, Kg1xg2, Pc6-b4+ en zwart wint zijn dame terug (Pb4xc2). Overzien door beide spelers. Daar kan geen elo-opwaardering tegen op. (Kunt u het nog volgen zonder diagram?)
Daarmee kwam Het Spaarne op een 1-0 voorsprong. Buiten bezong de zon niet eens verraderlijk de eerste lentedag, ik moest binnenblijven en keek langs de borden. We stonden er niet goed voor. Op vier borden stond het om en nabij gelijk (Colleen Otten op bord 1 met wit tegen Leen de Jong (1939), Paul Ruber (1968) op bord 2 met zwart tegen Wijnand Groenen (1846), Loek Veenendaal (1936) met wit op bord 3 tegen Henk de Heer (1849), Fer Mesman (1792) op bord 8 met zwart tegen Annie de Jong-Meijer (1759).
(Uw verslaggever lijkt welhaast een ratingfetisjist, maar het zijn gedenkwaardige jaartallen: Nederland, een jaar na Thorbecke’s grondwet, de studentenstorm in Parijs, het enige volle jaar van Euwe’s wereldkampioenschap, Einsteins relativiteitstheorie en Hitlers machtsovername (mijn nieuwe speelsterkte, verdomme)).
Alleen Aad de Bruijn (1905) had meer dan een plus (een goede tegen een slechte loper, maar ja, wat ging hij doen tegen de opmars f4-f5?). Frans Arp (1911: Kamerlingh Onnes ontdekt supergeleiding bij extreem lage temperaturen (Nobelprijs voor natuurkunde, 1913)) stond een pion achter in een loper-eindspel (verloren?) en Jan Vos (1872), die Leo Litttel (1840: van a space odyssee naar de tijd van Marie Antoinette en terug naar de Romantiek – het kan erger / helaas is Beethoven al dood, maar daarna ….. daarna lonkt het belle epoque en terug die fucking 20ste eeuw in, brrr, liever niet, Leo!) verving, had een veelbelovende aanvalsstand omgetoverd zien worden in een eindspel van paard tegen loper, met een pion minder (tegen Willem Vink, 1743). Even later waren het er al twee. Jan moest helaas opgeven: 1-1.
Teamcaptain Frans Arp zat met de zwarte stukken te zwoegen op bord zes. Pion verloren in het vroege middenspel. Veel afruil van stukken was voorbijgekomen en nu zag het er niet best voor hem uit. Zijn tegenstander (Chris Klaassen, 1837) had een mooie vrijpion op c5.
Colleen Otten (1971) kwam overleggen: ondanks een pluspion bood haar stelling op bord 1 niet meer dan remise door zetherhaling. Ze had een kreupele loper op c1 die nog geen pas had gedaan sinds de eerste zet. Dan maar remise. Aad de Bruijn had inmiddels een iets grotere plus, maar hij zat krap in de tijd.
Ik zag Frans Arp resoluut de opgestoomde witte pion van het bord slaan. Loperoffer (Lxc6), met als resultaat een theoretische remise: kale koning tegen randpion en loper van de verkeerde kleur. Oef! Dat scheelde een slok op een borrel.
Loek Veenendaal ging op bord 3 in de denktank toen zijn tegenstander bijna a tempo Dc6-a4 speelde. Wat nu? Een stelling met ongelijke lopers (Lg7 versus Lf1), ieder twee torens en een dame, en ieder ook nog een trits pionnen op de koningsvleugel. Lf1xTa6 kon niet vanwege dame-verlies (Lg7-d4), met de witte dame op f2 en de koning erachter (g1). Na overleg nam ook hij remise.
Drie partijen gaande. Fer Mesman had op bord acht een niet onriant eindspel (toren+loper tegen toren+paard). Wie stond beter? Misschien wel Fer. Hij zat echter krap in de tijd.
Aad de Bruijn sloeg zich met zwart door de tijdnood heen, maar verspeelde zijn voordeel. Zijn tegenstandster besloot met haar dame tot een dwaaltocht in Aads stelling langs de open c-lijn, waarop hij hetzelfde wilde doen door de witte damevleugel open te breken met a5-a4. De witspeelster blunderde met b3xa4 en op slag werden de bordjes verhangen. Aads dame drong binnen via a2, de witspeelster (Marjolein Theunissen) kon stukverlies niet voorkomen: 2.5-3.5.
Nog twee partijen gaande. Allebei remise-achtig. Paul Ruber had zijn stelling inmiddels weten te reduceren tot een eindspel met ongelijke lopers, maar was het ook echt niet verloren? Fer Mesman verzuimde vlak voor de veertigste zet een vork te plaatsen waarmee hij stukwinst binnen zou harken; hij overzag het niet meer. Stress, stress, tijdnood. Desalniettemin: remise. Ik benoemde hem ietwat voorbarig tot matchwinner.
Enige spannende minuten volgden nog, kijkend naar de stelling op Paul Rubers bord. Zijn tegenstander kon met de koning damevleugelpionnen gaat eten op zwarte velden (a7-b6-c5), maar die dreiging bleek een storm in een glas water. Na Kxa7 zou wit geen kant op kunnen. Zwart speelt simpelweg Kd8-c7 en sluit daarmee de witte koning af. Remise.
Eindstand: 3.5 – 4.5. Verdiend? Ik weet het niet. Het was in ieder geval de eerste overwinning in bijna twee seizoenen. Vorig seizoen verloren we alles (in de 3e klasse) en dit seizoen was er alleen nog maar een gelijkspelletje. Er zijn dus nog twee kansen voor behoud in de 4e klasse, los van de laatste wedstrijd die Woerden 2 gaat spelen.
We houden het klein en nemen nog een pluk chips, meer niet.
Sander Schilthuizen
Recente reacties