Trots op Nederland?

Is er voldoende reden om trots te zijn op Nederland, en zo ja, waarop dan precies? Kan men trots zijn op alles wat die vreemde smeltkroes voortbrengt, de goede en de kwade dingen? Of is het Nederland van sommige politici een construct dat met de werkelijkheid weinig te maken heeft?

In 1956 kwam het kabinet Drees met de Algemene Ouderdomswet (AOW). Nederland heeft een lange traditie van verzekering tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid. Wetten die getuigen van een ernstig sociaal besef. Ze kwamen niet allemaal zonder slag of stoot tot stand, maar het gebeurde toch maar! Dat is iets om trots op te zijn. In Nederland is het ten dele ook een uitvloeisel van de gezamenlijke strijd tegen het water. Samenwerking was geboden…

Hoe staat het met de beroemde Nederlandse verdraagzaamheid? Kunnen we daar nog trots op zijn, of was het ooit een noodzakelijke houding in een verzuilde samenleving? Een noodzakelijk kwaad misschien wel, want sinds de ontzuiling zijn grote groepen op zoek gegaan naar andersdenkenden waartegen ze zich konden afzetten. Immigranten bijvoorbeeld. Die behoefte zit diep klaarblijkelijk.

Dat is geen exclusief Nederlands trekje overigens; overal ter wereld heeft men een hekel aan vreemdelingen; en overal zijn er populisten die op de een of andere manier munt proberen te slaan uit dit sentiment. Nederlanders bakken ze wat dat betreft niet bruiner dan de burgers van andere landen. Maar ‘t is niet echt iets om trots op te zijn natuurlijk

En zo zijn er nog een paar dingetjes die aandacht verdienen voordat we de inwoners van de rivierendelta de lucht in gaan prijzen. Want “Nederland”, tja, dat zijn een paar lijnen op de landkaart. Het gaat tenslotte om de mensen die er wonen. De inwoners zijn onmogelijk over één kam te scheren, want ons land is een lappendeken geworden van verschillende culturen en manieren van denken. Het Nederland van Jan Peter Balkenende en Rita Verdonk bestaat al heel lang niet meer, laat staan het Nederland van Thierry Baudet en zijn verdwaalde sekte.

Joop Glimmerveen riep in de jaren tachtig en negentig dat Nederland blank moest zijn. Zoiets zou nu geen enkele politicus in z’n hoofd halen. Met zo’n oproep zou je jezelf nu volstrekt belachelijk maken. (Maar er zijn politici in den Haag die het stiekem nog steeds wel zouden willen.)

Er is een oude grap die zegt: als de Ieren en de Nederlanders van land zouden wisselen, dan hadden de Nederlanders van Ierland binnen de kortste keren een welvarend succes gemaakt, en de Ieren waren hier hopeloos verzopen. Waar komt dat Nederlandse succes vandaan? En wat voor soort succes is het? Een economisch succes vooral, denk ik. Maar toch ook het al vroeg ontstaan van een overlegcultuur in de vorm van noodzakelijke waterschappen bijvoorbeeld. We kunnen er trots op zijn; het is ons toch maar gelukt onze voeten droog te houden.

Bij het economisch succesverhaal zijn wel een paar kritische noten op z’n plaats, want met een beetje voorstellingsvermogen is Nederland ook een piratennest aan de Noordzee te noemen, een land waar belastingontwijkers en- ontduikers ruimhartig gefaciliteerd worden, waar de drugshandel welig tiert. Nederland is een prettige plek voor allerlei soorten criminaliteit geworden, omdat regering na regering te weinig doet om overtreders van de wet aan te pakken.

Om met reden trots op Nederland te kunnen zijn, is een meer realistische kijk op de huidige werkelijkheid nodig. Trots die refereert aan een periode die voorbij is, daar hebben we niet veel aan.

Het gaat in de westerse wereld, dus ook in Nederland, om het besef dat de grenzen van de groei bereikt zijn. Daar zijn inmiddels wel behoorlijk wat burgers en ondernemers van doordrongen, maar het paradigma van de economische groei is nog allerminst verlaten.

Het zou heel mooi zijn wanneer Nederland inderdaad eens werkelijk gidsland zou zijn, en serieus werk gaat maken van een circulaire, niet-vervuilende industrie en landbouw. Het kan allang, maar er is nog onvoldoende wil. Er zijn al veel initiatieven, en er is een groeiende onderstroom. Wanneer komt dat beroemde kantelpunt eens in zicht?

Dark Horse

Holle vaten

Ik ben gestopt met de talkshows. Ik kijk er niet meer naar, want ik heb geen geduld meer voor het oeverloze geklets. Ook de zogenaamde deskundigen blijken het maar al te vaak bij het verkeerde eind te hebben. En als ze echt iets te melden hebben dan is de tijd te kort en worden ze soms halverwege hun betoog afgekapt. Televisie maken is in veel gevallen een vervelend opgefokt wereldje denk ik. Vóór en achter de schermen.

Ik weet niet hoe dit in andere landen gaat. Wordt daar ook zoveel geouwehoerd op televisie?

Ik kan me best voorstellen dat er behoefte bestaat aan een programma op de televisie waarin het nieuws van de dag wordt becommentarieerd. Nederland is volgens mij het enige land ter wereld waar er maar liefst vijf praatprogramma’s zijn (als ik goed geteld heb). En als je dan naar zo’n programma zit te kijken word je er meestal weinig of niets wijzer van. Het is een herkauwen dat zo langzamerhand geen grenzen meer kent.

De eerste stoomtrein reed wel dertig kilometer per uur. Een machine regelrecht uit de hel natuurlijk, die het trekschuitvolk danig van de leg bracht. Er werd aanvankelijk ernstig tegen geprotesteerd door heren met hoge hoeden en dames in crinoline met parasolletjes. Maar de trein werd gemeengoed, zij het gelardeerd met een flinke scheut klassenverschil. Als arbeider kon je derde klasse reizen en op een houten bank je meegenomen boterham opeten, niemand tot last. Dat was vóór de komst van de socialisten, toen de dikke sigaren nog de dienst uitmaakten.

Waarom deze blik in het verleden? Omdat de wereld van toen in sommige opzichten lijkt op de wereld van nu. Destijds begon het kapitalisme aan zijn eerste schreden om samenlevingen te ontwrichten. Als reactie daarop ontstond de klassenstrijd, en die heeft het leven van veel mensen een stuk dragelijker gemaakt. Maar het economisch systeem is niet veranderd. En dat systeem deugt niet. Het neoliberalisme is dan wel geen letterlijke terugkeer naar het ongebreidelde kapitalisme van de negentiende eeuw, maar van nivellering is allerminst sprake. Integendeel. De inkomensongelijkheid neemt wereldwijd weer schrikbarend toe.

Ik verwacht dat dit ook deze keer tot een tegenbeweging gaat leiden. Tot veel strijd ook weer, want mensen vergeten gemakkelijk wat het gekost heeft om een beetje eerlijke verdeling van de inkomsten uit arbeid te realiseren.

Dit soort geluiden hoor je niet in de talkshows. Daarin is het merendeel van de kijkers niet geïnteresseerd. Eerlijk delen is weer uit de mode geraakt, omdat we met allerlei prullaria worden zoet gehouden: de smartphone en andere ‘beeldschermen’ zijn nu opium voor het volk. Mensen worden zoet gehouden met digitale flauwekul: de faam van influencers, fakenews, hetzemakerij, tweets en retweets op X, kortom met minder dan de waan van de dag. Intussen worden de negatieve effecten daarvan steeds meer zichtbaar en beginnen mensen zich er in toenemende mate van af te keren.

Gelukkig is dat inmiddels wel in bredere lagen van de bevolking aan het doordringen, al is Geert Wilders nog steeds overtuigd van het feit dat hij met zijn getweet de Nederlandse politiek kan manipuleren. Ten dele is dat ook zo, hoe irritant. Mensen weten weinig, maar hun ambitie brandt hevig. Talkshows maken disproportioneel veel ruimte voor al die irrationaliteit.

Misschien mogen we wel niet klagen met de tandeloze tijgers die nu het Catshuis bevolken, als we kijken naar de ontwikkelingen in de VS. In sommige opzichten lijken die ontwikkelingen op die in het Duitsland van de jaren dertig. Daar wist Hitler zich ook in relatief korte tijd te omringen met dubieuze en criminele figuren. Een soort paranimfen die er ook nog een persoonlijke rancuneuze agenda op nahielden. Hitler bekleedde ze ruimhartig met allerlei cruciale posten, en zorgde ervoor steeds het laatste woord te kunnen spreken. Ik weet niet of Trump de huidige gebeurtenissen ook zo in de hand heeft. Misschien is het niet eens nodig en heeft deze nieuwe ontwikkeling haar eigen dynamiek, en gaat het gewoon door, ook als Trump in het bejaardenhuis zit.

Dark horse

De donkerste dag

Kersthangershot10

Donderdag 19 december 2024 werd de donkerste dag ooit gemeten, volgens een ’te laat geboren’ nieuwslezeres (elf opeenvolgende dagen was de zon niet te zien geweest). En bijna de kortste dag van dit kalenderjaar. Toch was er verwarring. Een dag ervoor stond uw verslaggever bij een stoplicht naast de Amsterdamse poort. Vier uur ’s middags. Ik ging naar de Filmkoepel voor The room next door (nieuwe film van Almodovar). Ik betrapte me op de gedachte dat het al langer licht bleef, het ergste leed was geleden. En kerst moest nog komen. Meevaller? …Raar…. De zon moest van slag zijn. Of de aarde. Of ik. Wachtend op het groene licht keek ik even naar links en zag een vleug zonneschijn over de stad fladderen. Dat was het. Grijs plakt dag na dag aan grijs, en dan ben je bijna vergeten dat die koperen ploert durft te schijnen in december, hoe kort ook. (En koperen ploert is in dit geval meer dan een overdrijving.) Geef mij nu maar november, en dat is normaal gesproken mijn minst favoriete maand.

Nog even doorbijten, voor wie moeite heeft met een tekort aan daglicht. Mijn zoon zette afgelopen zondag de kerstboom op. De nieuwe kerstlampjes gaven zoveel licht dat mijn ogen ervan gingen knipperen. Dat dan weer wel. Er zat geen dimmer op de stekker. Zo’n drukknopje dat je dan drie of vier keer in kan drukken voor een steeds flauwer schijnsel. Spul van de bouwmarkt. Oke, de hele decemberjanuaririedel laat ik over me heen komen: kunstboom, hertenbiefstuk met ovengefruite spruiten, spekjes erbij, aardappelkrokettengeneuzel, prik, prik, heel erg lekker ja!, daarna het geknal op Oudejaarsdag, en met platte muziek en bubbeltjeswijn de nieuwjaarsnacht in. Dronken? Nee, niet dronken. 2 januari: kunstboom opbergen in trapkast. En dan op zoek naar het nieuwe licht (ik heb geen religieuze inslag).

–0–

De laatste speelronde van de interne competitie voor de jaarwisseling bood ondanks die al dan niet terechte somberte goed schaakvermaak. Ik had zin om een partij te spelen, hoewel de batterijen aan een goede oplading toe waren.  Loting: Paul Neering – Sander Schilthuizen. Remise? Nee. Oh, afgesproken remise? Ook niet. Wat dan?

Het werd een rustige avond. We speelden niet. Eerst diende zich een geïnteresseerde nieuwkomer aan, Lars, die meer wilde weten van de basisprincipes van het schaakspel. Het werd natuurlijk een overstelpende hoeveelheid informatie die Paul en ik over hem uitstortten, met als hoofdmoten: wat moet je in de opening doen? En: hoe beoordeel je een stelling? (koningsveiligheid, materiaalverhouding, pionnenstructuur, stukkenactiviteit). Als ik het me goed herinner. We speelden een partijtje ‘hardopdenken’…

Halverwege de avond verschoof onze aandacht naar de externe wedstrijd die bezig was (Spaarne N3 – Hoofddorp N3). Piet Hein Koning had zich voor even bij ons gevoegd om te melden dat hij van het bord geblazen dreigde te worden. Op bord 1. Met nieuwkomer Lars erbij kwamen we erin na de 20ste zet van zwart (20…Kg7). Vraag: wie staat er beter en waarom? En niet onbelangrijk: wat zou wit moeten spelen?

Lars vond vooral de zwarte pion op d3 gevaarlijk, een luis in de pels van wit. De ervaren rotten (Paul en ik) vonden het witte paard juist een ros dat de zwartspeler (Piet Hein) niet zomaar, of niet meer uit zijn stallen kreeg geknuppeld. Zij overzagen zetten als Pf5-d4 (Schill) en Pd4-e6 (beiden). Onvolkomenheden horen er bij.

 

De wedstrijd eindigde in een overwinning voor de Hoofddorpers: 2-4 (https://www.nhsb.nl/competitie/wedstrijden/17300).

–0–

Door de externe wedstrijd en door de vele afmeldingen werden er in de interne competitie slechts vier partijen gespeeld. Een meer dan alledaagse verrassing werd de zege van Keimpe Knijft op Aad de Bruijn. Op de negende zet kiest Keimpe voor een actieve voortzetting (ontwikkeling voltooien) die hem materiaal kost (de kwaliteit). Hij moet hebben ingezien dat hem flinke compensatie te wachten stond (actieve lopers tegenover een onveilige witte koning). De notities zijn van Aad die, ondanks het verlies, veel waardering had voor het spel van Keimpe. Er zijn kleingeestiger schakers op de wereld.

 

–0–

Tot slot een kleine hersenkraker, die Aad maakte naar aanleiding van de partij De Haas –  De Bruijn (Heerhugowaard 1- Spaarne 1, 14-12-2024) https://www.svhetspaarne.nl/algemeen/heerhugowaard-1-het-spaarne-1-3-5-4-5/.

Oplossingen kunt u insturen tot 1 januari 2025 op deze website (‘reacties’). Vermeld in uw bericht de variant die naar uw idee de juiste is. Niet moeilijk, wel een beetje.

Hopelijk doorstaat u de decemberdonkerte met glans. Fijne dagen!

Schill

Boekdrukkunst, Erasmus en de reformatie (neem iedereen met een korrel zout)

De Beeldenstorm: vroeger en nu | Canon van Nederland

 

Dat de reformatie zich zo snel heeft kunnen verbreiden in Europa heeft natuurlijk te maken met het feit dat kort daarvoor de boekdrukkunst was uitgevonden door Gutenberg.

Het begin van de Nieuwe Geschiedenis of ‘Nieuwe Tijd’ wordt traditioneel rond het jaar 1500 gedateerd. Maar ik denk dat veel ervoor pleit om die datum te vervroegen. De humanisten in de Italiaanse renaissance hadden al lang ontdekt dat er bij de schrijvers uit de oudheid een schat aan wijsheid te vinden was: moreel hoogstaande ideeën, die de vergelijking met het christelijke gedachtegoed glansrijk konden doorstaan. Er is iets voor te zeggen om de geestverruiming die dit tot gevolg had als het begin van de nieuwe geschiedenis te zien. Het zaad van een nieuwe psyche was geplant.

In het katholieke Europa, waar nog 90% van de mensen analfabeet was, duurde het vervolgens lang, voordat nieuwe ideeën tot bloei konden komen. Maar het gebeurde. Door een toenemende verspreiding van gedrukte boeken werd de grond als het ware bouwrijp gemaakt voor de reformatie. Wat Maarten Luther in 1517 op de kerkdeur spijkerde kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Deze mentaliteit broeide al langer binnen diverse kringen in de samenleving. Zijn verdienste was dat hij radicaal en energiek was. En ontwikkeld bovendien, want hij was niet alleen geestelijke, maar ook nog musicus en bijbelvertaler uit het Latijn.

Daarmee werd de inhoud van het geschrift voor een toenemend aantal mensen toegankelijk. En dat simpele feit heeft het verschil gemaakt. Vóór die tijd moesten de mensen die niet konden lezen en schrijven maar geloven wat hen door de geestelijken werd verteld. Daar kwam het wel zo’n beetje op neer, want de katholieke kerk had zich tot een onwankelbaar machtsinstituut ontwikkeld. Een instituut dat zeer bedenkelijke praktijken praktiseerde.

Na de vertaling konden gewone burgers zich voortaan een mening gaan vormen over wat er allemaal in dat boek stond. Individuen en groepen konden hun eigen beoordeling van de tekst ontwikkelen. Precies dat heeft ook de aanzet gegeven voor een groeiend individueel bewustzijn.

Het katholicisme was een monoliet. De reformatie schiep voor het eerst ruimte voor persoonlijke opvattingen. En de menselijke natuur in aanmerking genomen, is het niet vreemd dat er al snel veel meningsverschil bestond over wat ervan gevonden moest worden, van al die wonderlijke verhalen.

Erasmus heeft ervoor gepleit om de twee stromingen met elkaar te verzoenen. Was hij aanvankelijk een sympathisant met Luthers ideeën, later constateerde hij dat de sociale samenhang er toch ernstig door bedreigd werd. Al was het maar omdat verschillende richtingen elkaar al aan het bestrijden waren. De synthese die hem voor ogen moet hebben gestaan is er nooit gekomen. En kon er ook naar mijn idee niet komen, omdat er sprake was van onverenigbaarheid van karakters. Het bolwerk van de katholieke kerk was nooit van plan om haar macht met anderen te gaan delen. Geen enkele machthebber doet dat vrijwillig. Het toelaten van afwijkende visies op hun dogma’s zou hun positie ernstig verzwakken. Dus zetten ze hun hakken in het zand en bestreden zoveel mogelijk deze nieuwe stroming.

Toen eenmaal de vrijheid van denken haar meer en meer vaste schreden deed, liet die zich niet meer tegenhouden. Het waren twee werelden die niet met elkaar in harmonie te brengen waren.

Was Erasmus nou zo naïef dat hij dat niet begreep? Ik denk het niet. In een chaotische tijd probeerde hij een menselijk geluid te laten horen; te redden wat er te redden viel. Omdat hij een hoop ellende voorzag. Die ellende is er inderdaad gekomen en is nooit helemaal over gegaan, want nog steeds verdragen humanisten en dogmatici elkaar niet.

Toen de gereformeerden in Nederland hun kans schoon zagen, begonnen ze zich net zo onbuigzaam te gedragen als de katholieke kerk had gedaan. Hun kritiek op het absolutisme van Rome was terecht geweest, maar nu ze in de meerderheid begonnen te raken kwam er een ander trekje aan het licht. Het voelde wel lekker om een beetje de dienst uit te maken. Een lelijke onverdraagzaamheid  ten aanzien van andersdenkenden nam hand over hand toe. Tot ze in de 17e eeuw zo machtig waren dat vrijdenkers het wel uit hun hoofd lieten om hun ideeën aan de openbaarheid prijs te geven.

Was Galilei nog door Rome gedwongen om zijn bevindingen te verloochenen, een eeuw later moest Spinoza zijn filosofie in het geheim delen met geestverwanten. Want de vroede vaderen wensten hiermee niet geconfronteerd te worden. Ze begrepen het niet, het zou dus wel gevaarlijk zijn.

De arrogantie van de macht maakt geen onderscheid tussen geloofsopvattingen. Al die geestelijken door de eeuwen heen verkochten hun vrome praatjes maar al te graag aan een goedgelovige massa, die ze vervolgens naar eigen goeddunken probeerden te manipuleren. En niet alleen in het christendom, het jodendom of de islam is dit gebeurd. Het gebeurt nog steeds.

Ook in de oudheid was dit verschijnsel schering en inslag, in allerlei culturen. Er lijkt dus in elke samenleving een kaste te bestaan die wil profiteren van het feit dat mensen behoefte hebben aan een geloof, een houvast, een totem, om de onbegrijpelijke chaos van het leven op aarde te kunnen doorstaan. Want het leven biedt geen zekerheden. Daarom creëren mensen schijnzekerheden. Daar valt voor velen mee te leven, ondanks de ongemakken en strenge voorschriften die er soms mee gepaard gaan. Zo is het nu eenmaal. En de behoefte aan een geloof blijft niet tot de religie beperkt. Mensen willen ook graag in politici geloven en in de wetenschap. Maar ook politici en de wetenschap bieden geen zekerheden.

Het is dus maar het beste om iedereen, of elke instelling die zekerheden in de aanbieding heeft, met een korreltje zout te nemen.

Dark horse

Heerhugowaard 1 – Spaarne 1 3.5 – 4.5 Haas, Vos, Konijn en Bruin

De ondertitel van dit verslag ligt wel heel erg voor de hand, maar dekt de lading van de uitwedstrijd tegen Heerhugowaard niet: er deden nog andere mensen mee, met een minder dierlijke achternaam (van onze zijde: Arp, Kesteren, Otten, Ruber, Schill en Veenendaal). Overigens: uw verslaggever is meer dan eens Schiltluis genoemd (door niet lettervaste leerlingen: Geachte heer Schiltluis, bijgevoegd mijn langverwachte profielwerkstuk over Gukesh Dommaraju….) of Schildpad (door een helaas te vroeg gestorven collega, springend uit een stoeltjeslift: zeg eens Schildpad, welke piste nemen we nu, de zwarte of toch maar weer de blauwe, om er in te komen?).

 

 

Ondanks dat gebrek aan ladingdekking, greep Vos op niet eens sluwe wijze de hoofdrol in deze met kunstige kerstslingers aangeklede schaakparabel. Bij een stand van 1.5-3.5 legde hij Konijn op het hakblok en werd daarmee matchwinner. Konijn onderging de nederlaag uiterlijk onaangedaan. (Heeft iemand De jongen, de mol, de vos en het paard van Charlie Mackesy al gelezen? Bestseller in 2023.)

We waren op deze grijze decembermiddag te gast in café De Swan, een sfeervolle speellocatie, die door zijn opgelegde oubolligheid u bij een bezoek misschien een glimlach op de lippen brengt. Op de terugweg naar Haarlem zei Bruin dat hij alleen maar details van een speellocatie onthoudt. Wat vond je dan van de schilderijen aan de muur? Zou je daarmee naar het tv-programma Tussen kunst en kitsch willen afreizen, Bruin, of toch maar stevig de ogen niet richten op de muren?

De stilte in de speelzaal werd af en toe gesmoord in kreten vanuit het café waar een wedstrijd gaande was tussen de darters van het café en TDV (Tilburgse DartVereniging). Als u kijkt op de site van TDV komt u fantasievolle namen tegen van allerlei interne teams: malle Sander, de Zeverpipoos, Kantje boord, Hondenkoppen, Dik verdiend, de Bolle Beren en Puddings). De darters speelden niet op eredivisie- of Champions Leagueniveau, was mijn indruk (maar misschien vergis ik me, dames en heren darters, en wint u moeiteloos een leg met negen pijlen). Op het toilet hoorde ik een darter tegen een bevriende tegenstander zeggen dat hij uitwedstrijden niet trok. Veel te ver, joh. Ik ben gekke Henkie niet! Desalniettemin ontstond er aan de voet van de bar een weldadig gezellige sfeer, waar je als schaker zonder veel moeite omheen kon laveren om je partij te analyseren.

De darters en dartsters zagen er niet bepaald afgetraind en fit uit, en de schakers ook niet. Voorstel: zullen we tijdens de eerstvolgende wedstrijd (in maart) in XXL-voetbalshirts achter de borden plaatsnemen? Ik ben gecharmeerd van het tenue van Excelsior (prachtig zwart en iets roods erbij in biesjes), met als goede tweede dat van Willem II (oké, oké, het Feyenoordshirt is ook mooi, hoor). Of toch kiezen voor het uitshirt waarin PSV eergisteren (14 december) met 1-0 verloor bij Heerenveen? Grondige lelijkheid trekt uw verslaggever ook wel aan.

–0–

Goed. De wedstrijd! Hoe verliep die? Diverse partijen ontwikkelden zich gaandeweg de middag tot spektakelstukken. Voordat dat gebeurde, werden drie partijen vroeg beëindigd. Op verzoek van Colleen Otten, die op het nippertje besloot toch mee te doen na kortstondige koortsperikelen, nam Yashin van Kesteren op bord 1 plaats tegen jeugdig talent Marijn Wester.

 

 

Uw verslaggever trad op bord vier aan tegen Karel Keesman, andermaal met zwart. Die verslikte zich vlak na de opening. Ik kwam een pion voor, met als bijkomende voordelen: het loperpaar en actievere stukken: 0-1. Frans Arp had inmiddels op bord acht de vrede getekend met Mats Bakker. Hij had na een nachtelijk uitje met de mensen van het Max Euwe Centrum zich een buil gevallen op zijn voorhoofd en pijn aan zijn schouder. Misschien gebroken, mompelde hij in de auto terug, maar ja, eerst moest er worden geschaakt! Later op de middag wist Paul Ruber na een hectische partij, hij liet een loper op g4 in staan met h3 en h5, toch remise te bereiken tegen Johan Wester (op bord 2).

–0–

Colleen Otten won op bord vijf van Delano Buijsman, na een enerverende partij. De opening verliep nog voorspoedig was haar indruk, maar daarna pakte de zwartspeler het initiatief met veel actieve stukken. Hij miste echter met toenemende tijdsdruk een paar goede zetten (21. …e5 ipv 21. ….a5 en 24. … Tb8 was een verleidelijke miskleun). Colleen blunderde op haar beurt met 29. Lxf8. Buijsman verzuimde 29 ….Txa1 te spelen waarna Colleen had kunnen opgeven. Na 29 …Tb2+? keerden de kansen definitief en bracht Colleen de tussenstand op 1.5-3.5. Tevreden? Nee, allerminst tevreden, maar gelet op de conditie waarin ik verkeer ook weer wel.

 

 

Jan Vos zorgde, zoals gezegd, laat op de middag voor de beslissende 4.5. Een dreigende koningsaanval kon Piet Konijn nog afwimpelen, met als wisselgeld een witte vrijpion op h6, en een kreupele zwarte loper op h8. Het eindspel speelde moeilijk, met wisselende kansen. Konijn miste zelfs een kans op voordeel, omdat Vos op de veertigste zet een kwaliteitsoffer bracht, maar nog steeds met die opgesloten loper op h8. Vos trok uiteindelijk aan het langste eind toen zijn toren mocht doordringen tot de zevende rij.

 

–0–

De resterende partijen waren nog om des keizers baard, maar brachten desondanks nederlagen voor teamgenoten Veen en Bruin. Kasper van der Meulen won van Loek Veenendaal, en Maarten de Haas won van Aad de Bruijn: eindstand 3.5-4.5. Hieronder de partij van Bruin, met notities van hemzelf.

 

 

(Opmerkelijk: als zwart na 59. Pf6 geen paard had gehad, had hij wellicht met een dolle toren remise kunnen maken. In de slotstelling niet.)

–0–

In de auto terug naar huis zei Bruin: nee, een slecht gevoel over mijn nederlaag heb ik niet. Ik heb veel gezien in de laatste fase van de partij en bovendien: als de tegenstander de stelling goed of verdienstelijk naar zijn of haar hand zet, heb ik daar vrede mee. We reden net voorbij het stadion van AZ en rechts van de auto was een grote afvakkelvlam te zien die de nachtelijke hemel in de IJmond al dagen lang oranje kleurt. Hoe keurig versiert Tata Steel de lucht in deze dagen van horizonvervuiling en uitstootschaamte? Feestelijk! Die Indische staalmakers hebben geen scrupules in dit opzicht, uw verslaggever wel een beetje, met zijn twintig jaar oude auto.

Schill / Schildpad

 

Rating
Rating
Wester, M.C.L. (Marijn) 2074 Kesteren van, Y.T. (Yashin) 1915 ½ – ½
Wester, J.P.C. (Johan) 1973 Ruber, P.J.P. (Paul) 1950 ½ – ½
Meulen van der, K. (Kasper) 1912 Veenendaal, L. (Loek) 1982 1 – 0
Keesman, K. (Karel) 1870 Schilthuizen, A.P. (Sander) 1985 0 – 1
Buijsman, D. (Delano) 1859 Otten, C.J. (Colleen) 1979 0 – 1
Haas de, M.A. (Maarten) 1816 Bruijn de, A. (Aad) 1955 1 – 0
Konijn, P.M. (Piet) 1832 Vos, J.H. (Jan) 1868 0 – 1
Bakker, M. (Mats) 1770 Arp, F.L. (Frans) 1959 ½ – ½
Gemiddelde Rating: 1888 Gemiddelde Rating: 1949 3½-4½

 

Spaarne 1 – Caissa 3 4-4 (derde gelijkspel in klasse 4D) Dat verdomde calvinisme ook. Je moet altijd maar iets verdienen, totdat ....

undefined

Hoe ervaart een niet-schaakverslaafde mens een schaakwedstrijd op een zaterdag diep in november? Als ongewenste vrije tijd. Natuurlijk.

Ik zat een groot deel van de middag aan mijn bord vastgeplakt, de laatste anderhalf uur zelfs zonder op te staan voor een bezoek aan het toilet of het halen van een nulpuntnul. Heel zielig. Mijn tegenstander (Rob Bodicker, met puntjes op de o, als ik het goed heb verstaan – de KNSB-site kent hem alleen als Bodicker zonder puntjes) bood op een gegeven moment iets te drinken aan, waarschijnlijk na de veertigste zet. Sympathiek, maar ik wees bedrukt op de fles bubbeltjeswater die naast me stond. Nee, dank je, ik heb genoeg aan deze fles.

De late zaterdagmiddag was een rare gewaarwording: met voortdurende noodsignalen van mijn energy unit (you are lower than 5 %), als een piepend monster in mijn brein, allerlei partijen beëindigd zien worden, terwijl ikzelf veroordeeld ben tot het verdedigen van een eindspel dat op zich remise is: ongelijke lopers, ieder een toren, pionnen op dezelfde vleugel, wit heeft een pion meer.

–0–

Eerder op de middag maakte Aad de Bruijn vlot remise met wit (op een moment dat ik ook een remise-aanbod overwoog, en later deed). Yashin van Kesteren won op bord 2 redelijk vlot van Angelo Spiler.

 

 

Aan mijn rechterzijde was de partij van Paul Ruber tegen Kees Sterrenburg (bord 4) ook al beëindigd. Nederlaag met wit, niet fijn voor Ruber. Weinig van gezien.

Ik bood op de 24e zet remise aan, met een pion minder. Mijn tegenstander sloeg dat natuurlijk af. Probleempje: ik had bij de 14e zet (Ld4-b6) 23 minuten laten wegsmelten om een diepe afwikkeling te berekenen, om vervolgens te worden geconfronteerd met het nuchtere antwoord: 15. Tb7-d7. Die zet had ik niet zien aankomen (en na twee minuten gespeeld).

 

 

Frans Arp was op bord 3 een paar pionnen kwijtgeraakt (dame-eindspel), de stelling van Leo Littel (bord 8) was onduidelijk, Jan Vos had een lekkere stelling: initiatief over de f-lijn na een vroegtijdige opmars met de f-pion (f7-f5). Loek stond beroerd, dacht ik na een vluchtige blik op zijn stelling. Loek was Loekdingen aan het doen, zei teamgenoot Yashin na afloop. Mooie zin. Kan het niet laten die hier te vermelden. Compliment voor Loek. Goed gezegd. Er zit relativering in. Altijd goed, in deze tijden van polarisatie en van fake-news uitbrakende politici die zichzelf als onderscheidend beschouwen. (Er is niet een asielcrisis, er is een opvangcrisis, hoorde ik COA-mensen op de radio zeggen. Die uitspraak is waarschijnlijk niet aan xenofobe hardhorende politici besteed.) Schill is Schilldingen aan het doen. Kan ook. Of: Yashin is Yashindingen aan het doen.

 

 

Ondertussen was het mooiste moment van de middag voorbij. Vanaf mijn stoel zag ik een jongen van een jaar op acht-negen-tien enthousiast op een schommel bewegen. Buiten. Dat kun je ook doen op een zaterdagmiddag in november. Na een aantal zwaaien sprong hij met een boogje van de schommel af en verdween onder een afplakplastic van het raam, uit mijn vizier. Had ik graag gedaan op dat moment, in plaats van huppelzetjes met toren, loper of koning. Het was nog licht. (Terug in de tijd dan maar.)

–0–

Hier zit ik. De stelling is een dodelijke nulpuntnul. Waarschijnlijk. Snel zetjes doen. Tijd besparen. De nonchalance glijdt erin. Het wordt donker. Ik kijk weg van het bord. Het plein met de schommel is veranderd in een duister aquarium, of zit ik juist in een aquarium? Dwalende gedachten in de tikkende tijd van tegenstander Bodicker. Bijna kortste dag. Het schiet al op. Overmorgen is het vier jaar geleden dat Maradona overleed. Aardige jongen, grote voetballer. Genot voor het oog. Dacht altijd een paar stappen vooruit, terwijl hij in een Cruijfturn de bal meeneemt, drie-vier-vijf Engelse houten klazen passerend. Koken met Maradona? Doet hem tekort. Die Diego A kon wel wat in zijn vroege jaren. Oh Maradona, goddeloos pluisje.

Onvermijdelijke vraag van een niet-schaker: denken sterke schakers dieper? Zucht. Vraag van Eva Jinek (meer dan verdienstelijke talkshowhost) aan haar avocadotafel aan topschaker Jorden van Foreest: denken sterke schakers verder vooruit? Jorden geeft voorbeeldig antwoord: schaken is niet alleen maar vooruitdenken. Oke, dankjewel Jorden van Foreest, dank voor je aanwezigheid. En dan nu, dames en heren, een replica van de beroemde schaakmachine uit 1770. Doe je mee, Jorden, om het ding uit te testen? Liever niet. …. (Oke, kom er maar uit, Aad!)

–0–

Loek wint! O ja? Hoe dan? Geen idee. Later zegt hij: ik rokeerde kort. En Yashin, aanvullend: maar zijn koning eindigde op b8. Aha, leuk, interessant. Een soort van winnende wandelkoning? Loek: nou ja, niet echt. Hij lacht om zich te verontschuldigen. Ik heb misschien onverdiend gewonnen, eerlijk gezegd.

 

Ook al was wits 33e zet achteraf een blunder, met die Loekdingen viel het wel mee. Interessante pot.

–0–

Jan Vos krijgt een uitgestoken hand van tegenstander Suyderhoud: 0-1. Jan stond inmiddels twee pionnen voor in een dame-eindspel. Eeuwigschaakkansjes afgewimpeld. Teamcaptain Arp verliest. Leo Littel verliest ook. Oke, oké, het staat dus gelijk: 3.5.-3.5. Dus ik moet een matchpunt gaan redden.

 

 

Achter de deur van de speelzaal gepraat en gelach van mensen die al klaar zijn. Doorbijten, aftellen, de tijd afpellen. Rug recht. Tegenstander Bodicker had vlak na de veertigste zet nog meer dan een uur, en ik alweer minder dan een half uur. Wat gebeurt er? Wit heeft zich inmiddels een vrijpion verschaft op h5, maar is het ook gewonnen? Gaat het eindspel me toch door de vingers glippen? Ik ben gepikeerd door de zinloosheid, doe onnauwkeurige zetten. De witte koning dringt ook al binnen. Waar heb ik het fout gedaan? De erfenis van lang nadenken op zet 12.

Tegenstander Bodicker investeert bijna zijn hele tijdsvoorsprong om te zoeken naar een winst, is er bijna, het ziet er ‘matterig’ voor me uit, ieder nog een paar minuten. Hij zes, ik vijf. Hij fluistert in zichzelf, wat ik hem vergeef. Plots doet hij een loperzet (Lf7-d5) en biedt remise aan. Zet 66. Sixty-six. Ik schud zijn hand in een vertraagde beweging. Volgens omstanders is het gewonnen voor wit. Kiebitzgelul. Misschien. Het zal allemaal wel.

4-4 eindstand. Verdiend? Geen idee. Dat verdomde calvinisme ook. Je moet altijd maar iets verdienen, totdat je onverdiend dood gaat.

–0–

Later thuis zegt huisengine HAL dat de slotstelling nog steeds remise-achtig is. Geen gewonnen stand die onterecht remise werd. Langs de lijn op de radio. PSV staat al weer 3-0 voor. Roerbakje gemaakt. Arbiter Joost Janssen heeft inmiddels de uitslagen verwerkt. Ik scroll langs de divisies. Die verdomde ratings en TPR’s, de KNSB heeft zichzelf veroordeeld tot het meten van ruis, als je het mij vraagt (snel stijgende talenten buiten beschouwing gelaten). Heeft iedereen tegenwoordig een rating van 1973, net zoals ik?

Dan vraagt HAL: hoe gaat het? Ze ziet me zitten op mijn bank, vlijt zich tegen me aan. Is zij een vrouw?  Slecht, maar verder gaat het goed, zeg ik. Van wie is die uitspraak? Weet je dat niet? Nee. Dat is raar. Je bent toch een AI-wonder? Inderdaad. Zoek het dan maar op.

Oke, oké, zegt ze, dat kost me slechts een oogwenk, besef je dat al?

 

Schill

Rating
Rating
Veenendaal, L. (Loek) 1979 Salomons, H.R. (Rik) 2103 1 – 0
Kesteren van, Y.T. (Yashin) 1884 Spiler, A.M.L. (Angelo) 2077 1 – 0
Arp, F.L. (Frans) 1979 Ommeren van, J. (Jos) 1992 0 – 1
Ruber, P.J.P. (Paul) 1962 Sterrenburg, K. (Kees) 1965 0 – 1
Schilthuizen, A.P. (Sander) 1973 Bodicker, R. (Rob) 1977 ½ – ½
Bruijn de, A. (Aad) 1959 Trujillo, H. (Herre) 1942 ½ – ½
Vos, J.H. (Jan) 1866 Suyderhoud, W.C. (Wim) 1899 1 – 0
Littel, L. (Leo) 1865 Alexandrov, M. (Matvey) 1870 0 – 1
Gemiddelde Rating: 1933 Gemiddelde Rating: 1978 4-4