Brown shoes don’t make it, zong Frank Zappa op de LP Cruising with Ruben and the Yets. Het is een statement dat wel zo’n beetje door iedereen is in te voelen. Voor mij is het in ieder geval zo klaar als een klontje. Als puber met een brommer, een kuif en zwarte puntschoenen haalde ik het niet in mijn hoofd om bij mijn vrienden aan te komen met bruine schoenen.
Het had ook iets anders kunnen zijn natuurlijk. Jasjes, broeken, overhemden, truien of petjes; het lag allemaal even gevoelig. De (meestal) onuitgesproken groepscode was heel belangrijk.
Aan het eind van de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 had je als jongen van een jaar of zestien de keuze uit twee groepen: de dijkers en de pleiners. Zo heette het in Amsterdam. In Den Haag waren het, geloof ik, de mods en de rockers. De dijkers waren de jongens met de brommers en de vetkuiven en de meisjes van de dijkers hadden ‘suikerbroden’ op hun hoofd. De pleiners waren de zogenaamde artistiekelingen, met een soort van Caesarkapsel en broeken met wijde pijpen. De meisjes leken een beetje op Juliette Greco.
Je stapte niet zomaar over van de ene groep naar de andere. Dat had te maken met opleiding en milieu. Toch heb ik dat in het begin van de jaren ‘60 gedaan. Niet zomaar natuurlijk. Dat heeft wel een half jaartje geduurd. Ik kwam namelijk van de middelbare school met een kuif en een bromfiets, maar mijn keuze was gevallen op de Kunstnijverheidsschool (officieel: Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs), voorloper van de Rietveld Academie. Daar werd ik geconfronteerd met vooral pleiners; ik wilde me zo snel mogelijk bij hen aansluiten. In korte tijd had ik hun kledingcode de mijne gemaakt: ik liet mijn haar groeien, voortaan was ik ook artistiek! Met ijdelheid of esthetische waarden had het niets te maken. Er waren dieperliggende beweegredenen. Het ging over het kenbaar maken van een mentaliteit. Een mentaliteit die nogal vaag, amorf en ongeveer was, want wij hielden er maar weinig concrete ideeën op na. Het ging vooral om gevoel, het gevoel erbij te horen.
Sinds mensenheugenis wordt status kenbaar gemaakt door de manier waarop men zich kleedt.
De allerhoogste status werd toegekend aan het gekroonde hoofd. Nog maar kortgeleden zagen we de nogal ongemakkelijke gekroonde hoofden van Charles en Camilla van Engeland. Een anachronisme in deze tijd (maar velen denken daar nog steeds anders over). Ik kan me niet voorstellen dat iemand zich prettig voelt in een hermelijnen mantel die een kilo of 15 weegt.
Maar tijden veranderen; hoogwaardigheidsbekleders in vorige eeuwen lieten zich graag portretteren in loodzware kurassen. Je kwam geen stap vooruit in dat soort dwangbuizen natuurlijk. Na de poseersessie ging de rommel zo snel mogelijk weer uit vermoedelijk. Wat een kwelling voor een beetje ijdelheid en aanzien. Ook de vrouwen moesten eraan geloven; je ziet ze maar zelden lachen op een portret. Veel gefrustreerde bleekneuzen in hun protocollaire dracht. Maar zelf zullen ze het waarschijnlijk anders ervaren hebben. Dat soort conventies waren uiterst dwingend.
Echter …. het aankleden van je huisdier luistert niet naar een dwingend protocol. Mensen zijn volkomen vrij in het bedenken van alle mogelijke mode voor hun cavia, hond of kat. Ook duikbrilletjes voor aquariumvissen zijn toegestaan, al zie je ze maar zelden.
Drs. Mallebrootje was uitvinder van een nagelvijltje voor kerkratten, al was dat niet echt een kledingstuk natuurlijk.
Geen zin in een schaakwedstrijd hebben is iets anders dan niet willen spelen. De vraag die Colleen Otten me de laatste weken in de auto stelt is: en….? Niet eens meer: en heb je er zin in vandaag? En …? Nee. Jij? Ook niet. Op deze manier komt onze conversatie op gang. Of niet. Dat kan ook nog, op weg naar ‘verre’ oorden. Het is maar hoe je het bekijkt. Zwijgend rijden we naar een speellocatie waar we niet willen zijn.
Gelukkig zat Jan Vos ook in de auto. Die had er wel zin in, of eigenlijk: hij had meer zin dan Colleen en ik. Op de radio het Groot Dictee der Nederlandse taal, dat werd voorgelezen door Gerdi Verbeet. Truttige bedoening. Spelling. Brrrr. En dan nu de zin in stukjes. De valkuilen werden toegelicht: voltooiing, on-Nederlands, desalniettemin, Maasstad, Feyenoord met i-grek, rhinoceros. Enzovoort. (Bent u er nog?)
De goede verstaander begrijpt dat die state of mind (van geen zin hebben) allerminst een arrogante benadering is van een schaakwedstrijd (met tegenzin achter een bord gaan zitten, en dan op je sloffen punten scoren tegen veel gemotiveerdere tegenstanders). Motivatie is er zeker. Zin: misschien. Energie: weet niet.
En Weet Niet, u bent Schills personal trainer. Wat denkt u ervan? Heeft Schill goed geslapen vannacht? Jawel. Zeker. Hij voelt zich fitter dan op een donderdagavond, en dat is geen excuus voor de snelle nederlaag van eergisteren, haha.
Is Weet Niet niet een indiaan, net zoals Klukkluk? Geen idee. Ik ben niet zo van de snelle. I’m a low IQ individual like Kamala Harris. By the way: it’s not America first. It’s Trump first, America second. En daarna Arjen Lubach third. Vermoed ik. The Netherlands vallen net buiten de medailles, niet onverdienstelijk gelet op het roemrijke verleden.
De voorbereiding van uw verslaggever op de wedstrijd tegen De Waagtoren van afgelopen zaterdag in Alkmaar was de volgende partij.
Heerlijke nederlaag. Kan iemand wakker schudden. Mij bijvoorbeeld. Gelukkig kon ik deze zeperd relativeren met de gedachte: dikke vette blunder na de opening wordt vakkundig afgestraft. Kan gebeuren.
–0–
Goed. De wedstrijd. Die eindigde in een gelijkspel, nadat Het Spaarne zelfs met 0.5-3.5 voorstond, door zeges van Frans Arp, Yashin van Kesteren en uw verslaggever. Leo Littel speelde een degelijke remise.
Yashin kreeg op bord 5 een fijne stelling op het bord, nadat zijn tegenstander een paard naar g6 had gespeeld in plaats van naar het voor de hand liggende f5. De partij eindigde voortijdig door een blunder van de zwartspeler.
Frans Arp speelde tegen Alex Albrecht op bord 7. Hij bezette met de zware stukken de open e-lijn en had een geïsoleerde pion op f6 in het vizier met een zwartveldige loper op d4. Ongelijke lopers. De zwarte koningsstelling was nogal gammel, afgezien van die bezette e-lijn. Was het te winnen? Blijkbaar wel. Frans won andermaal en is met 3 uit 3 de topscorer van ons team. Torenhoge TPR: 2293, voor wat dat waard is. Toch leuk om nog even mee te nemen op je oude dag.
Uw verslaggever speelde voor het eerst op bord 2 (met dank aan de recente scores – clubavonden niet meegeteld -, en met dank aan teamcaptain Frans Arp die even vergeten was dat hijzelf inmiddels de hoogstgerate speler was. Maar goed, wat zijn elo’s waard op ons krukkenniveau?). Ik kwam met zwart tegen Bert Buitink goed uit de opening. Het middenspel had boven onze petten kunnen uitstijgen en het bord in lichterlaaie kunnen zetten. Het ging anders, maar nog wel zo dat een pyromaan aan zijn trekken kwam. Na wat onnauwkeurige zetten in een ongunstige stelling gaf de witspeler mij de gelegenheid om vroegtijdig vuur te stoken in zijn koningsstelling, met mat tot gevolg.
Colleen Otten speelde met wit op bord 1 tegen de jeugdige en talentvolle Alberto Alvarez, belandde in een iets minder lopereindspel dat ze gelukkig kon houden. Enige voldoening bracht haar dat wel. Zonder tegenzin aanvaard, vermoed ik.
Daarmee kwam de stand zelfs op 1-4, als ik me niet vergis. Mooie voetbalstand die je eigenlijk over de streep moet zien te trekken (hoor ik Ronald Koeman iets in mijn oor fluisteren? En hij zegt: automatismen moeten nog worden ingeslepen in deze ploeg. Of: als je zelf de kansen niet benut, vallen de doelpunten aan de andere kant.) Oude voetbalwijsheid.
Maar werden de kansen niet benut? Voor Loek Veenendaal gold dat, helaas. Hij kwam op bord 3 met wit goed uit de opening, kreeg aanvalskansen tegen de zwarte koning die zich schuilhield op de damevleugel na een kunstmatige rokade. Ik zat ernaast en dacht op een gegeven moment: hij gaat zijn tegenstander (Max Hooijmans) a-lijnen. Maar dat gebeurde niet. Zwart schoof de stelling dicht, en even later zat Loek opgescheept met een slecht eindspel (kreupele loper, en twee pionnen in de min). Dat was niet meer te houden. Zonde.
Jan Vos had op bord acht ook kansen, meende ik, toen ik een oppervlakkige blik op zijn stelling wierp: met zwart een meerderheid op de damevleugel en een blokkade van wits meerderheid. Pion d4 was achtergebleven en zwart had het veld d5 stevig in handen. Zware stukken en ieder nog een paard. De witspeler nam desondanks het initiatief met h2-h4 en g5-g6 waarmee hij de zwarte koningsstelling onder vuur nam. In tijdnood waren er over en weer missers, met Jan die aan het kortste eind trok (29 … Txf1 en 30. …. Dd8). Ook zonde.
Aad de Bruijn speelde met een zwart een opening die hij transformeerde tot een Wolga-gambiet. Hij kreeg compensatie voor de pion: actieve stukken, druk op wits damevleugel, maar in de tijdnood van zijn tegenstander (Chaim Bookelman) ging hij zitten knoeien en raakte hij een stuk kwijt. Na de veertigste zet streek hij de vlag.
Eindstand: 4-4. Valt mee te leven. Na drie wedstrijden vier matchpunten. Dat is een goede buffer tegen degradatiezorgen, en niet onverdiend. Gelet op de maandelijkse schommelinkjes in speelsterkte, en de kleine verschillen daarin onderling, vroeg ik me af hoeveel opstellingen er eigenlijk mogelijk zijn. Ik ben benieuwd.
Denksportcentrum. Als ik er langs rij, van de sportschool vandaan, denk ik vaak dat het een officiële term is, bedacht door het gemeentebestuur van Haarlem. Er was eens een goed idee: er moet een denksportcentrum komen om algehele mentale verloedering van de stadsbewoners te vermijden. De huidige eigenaren zitten dicht bij dat plan en weten wel een mooie locatie. Ze laten verbouwingsontwerpen zien: twee speelzalen voor bridgers, schakers en dammers. Een goede plek voor toiletten, en een speelruimte voor biljarters. En dan nog een bar. Langs het Spaarne. Wat wil je nog meer, als je je hersenraderen soepel wilt houden? Er zitten dan wel geen ramen in, maar die heb je ook helemaal niet nodig als je de binnenkanten van je schedel aan het bewandelen bent. Inderdaad, moet het bestuur hebben gedacht. Goed idee.
Het is al een tijd geleden dat uw verslaggever hier was. 2021? Denk het wel. Ik moest toen in een corona-editie van het Kennemer Open aantreden tegen de koploper: Marvin Dekker. Hij stond met 5 uit 5 bovenaan en zijn tegenstander kon door ziekte niet spelen. Wedstrijdleider Bergshoeff vroeg of ik wilde plaatsnemen op bord 1. Het is niet mijn gewoonte om mezelf als kanonnenvlees op te dienen, zei ik. Ik won die partij verrassend. Marvin kon zich achteraf wel verzoenen met de onverwachte nederlaag. Hij won het toernooi een weekje later, met de score van 6 uit 7.
In de auto had ik gezegd: we zullen wel moeten spelen in de achterste zaal. Ik vergat aan Colleen te vragen of ze er zin in had. En zij vergat het ook te vragen aan mij. Zo mis je wel eens wat. We betraden het denksportcentrum en groetten de gastvrouwe. In de zaal links monter spelende bridgevrouwen, dan voorbij de biljarters en schilderijen (gemaakt door een amateurschilder die in een vlaag van optimisme wellicht gedacht heeft dat het te ontdekken meesterwerken zouden worden), en dan door vaal geworden klapdeuren de speelarena betreden. Gele muren, groene kleedjes. Goedenavond.
We nemen plaats achter de borden. Duffe kop. Waarom schaak ik doordeweeks? Er moet iets raars gebeuren in deze slecht vermaalde atmosfeer, om wakker te blijven: de arbiter van dienst deelt na twee uur spelen een rode kaart uit aan iemand die te veel met zijn voeten klappert, en daarna een rode kaart aan iemand die zomaar een broodje kroket gaat zitten eten aan zijn bord. Kan natuurlijk niet. Zo!
–0–
Goed. Ter zake, zullen we het eens over de bijzaken van deze 2e oktober hebben? Spaarne N1 moest aantreden tegen Bloemendaal N2. Zes borden in plaats van acht. Dat had als voordeel dat ik vanaf bord 3 zo’n beetje alle stellingen kon bekijken. Het werd een ruime overwinning voor Het Spaarne door winstpartijen van invaller Bert Bergshoeff, Loek Veenendaal en uw verslaggever.
Bert Bergshoeff verving op bord zes Paul Neering (die Leo Littel zou vervangen, maar door zijn rug ging). Tegenstander Edwin Rutte offerde twee lichte stukken op f7 tegen een toren en een pion. Geen verstandige keuze. Bert beging in het late middenspel echter een paar onnauwkeurigheden. Hij maakte zich zorgen over de afloop van de partij, omdat wit wel al te veel pionnen zou krijgen voor de ruil. Maar toen tegenstander Rutte meende een paard op d7 te kunnen pakken, was het pardoes mat in twee.
Aad de Bruijn speelde op bord 4 een geruisloze remise. Zijn tegenstander bood remise aan, en na nog een blik op de stelling zag Aad weinig aanknopingspunten om gewoontegetrouw door te spelen voor de winst.
Ik speelde op bord 3 tegen een leeftijdgenoot die vijfenveertig jaar niet geschaakt had: Jacques Schouten. Hij liet na afloop een foto zien uit een jaarboek van de roemruchte club VHS, dat hij van Frans Arp in zijn handen kreeg gedrukt. Kijk, daar sta ik. Kampioen van Nederland, 1976, jeugdteam van VHS. Er kwam een stelling op het bord die had kunnen leiden tot een egelstelling, maar de zwartspeler verkoos een ander plan dat hem een nogal verkrampte positie opleverde met een versplinterde pionnenstructuur. Hij moest de vlag strijken na te groot tijdverbruik, inmiddels in verloren stelling.
Frans Arp had inmiddels een dubbeltoreneindspel op het bord, met twee pionnen meer. Dat leek gewonnen, maar hij verslikte zich. Zijn koning kon niet meer ontsnappen aan schaakjes van de zwarte toren zonder de twee pluspionnen te verliezen. Remise dus. Als ik me niet vergis was dat het halfje dat ons de winst in de wedstrijd bezorgde.
Op bord 1 wist Colleen Otten met wit na een snelle slagenwisseling in de opening een aantrekkelijk eindspel te bereiken, waarin de zwarte stelling passief oogde, met makkelijk te belagen pionnen op de damevleugel (a6, b6, c4) en niet onbelangrijk: een koningsvleugel die nog uit de startblokken moest zien te sprinten. Tegenstandster Sacha Schiermeier verdedigde zich zo stug mogelijk. Colleen koos voor een afwikkeling naar een pionneneindspel waarin ze zich bijna verslikte. Het werd remise.
Loek Veenendaal kwam op bord 2 goed uit de opening tegen Ad Hendrikse. Na 21. Df2 kon hij het initiatief pakken op de damevleugel. Hij versmaadde de winst van een kwaliteit, maar wist de aandringende troepen rondom zijn koningsstelling effectief te neutraliseren. Er resteerde een eindspel met een randpion meer die het verschil ging maken.
Met Loeks zege kwam de eindstand op 1.5-4.5.
Schill
Bloemendaal N2 – Het Spaarne N2 1.5-4.5
Bord 1 Sacha Valster-Schiermeier (1855) – Colleen Otten (1995) ½ – ½
In het oude Rome had je brood en spelen. Bekend. Het huidige voetbalspektakel wordt er wel eens mee vergeleken, en ik denk dat er inderdaad een paar overeenkomsten zijn.
Ten eerste de plaats van handeling: een stadion, (en voor de wagenrennen een circus maximus, een renbaan met tribunes). De slachtpartijen in het Colosseum laten zich niet vergelijken met het voetbal. De emotionele toestand van de toeschouwers ook niet echt, want velen raakten bij het zien van moorden die gepleegd werden in een soort bloeddorstige schemertoestand: tegen wil en dank soms, zoals je bij sommige klassieke schrijvers kunt lezen.
Daarbij vergeleken is het voetbal toch een tam spelletje.
Maar er waren wel gladiatoren die het tot een heldenstatus brachten en door vrouwen aanbeden werden. Er waren erbij die steenrijk werden en in kasten van villa’s woonden. Dus wel een beetje als de grote voetbalsterren van nu.
Een ander deel van die spelen had een volkomen andere status. De wagenrennen leken in veel opzichten meer op het huidige voetbal dan het geweld van gladiatoren. Het competitie-element was hierbij dominant. De deelnemers waren opgesplitst in partijen, en de supporters dus ook. Er zijn verhalen bekend van confrontaties tussen verschillende groepen die doen denken aan de animositeit tussen de Ajax- en Feyenoordfans. Het ging er in die oude tijden heftig aan toe. De mensen zijn in die paar millennia niet echt veranderd wat dat betreft.
We kunnen er natuurlijk de draak mee steken; graag, maar dit sociaal gedrag beperkt zich niet alleen tot de sport. Het kan over van alles gaan; competitie zit in ons DNA. En er is een beroepsgroep die daar garen bij spint, want de journalistiek zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om welke controverse dan ook, zoveel mogelijk op te blazen. Dat betekent altijd kassa. De kwaliteitskranten doen er gretig aan mee.
Maar een gebeurtenis als het NIKA-OPROER hebben ze tot nog toe niet mogen verslaan.
In het Byzantium van rond het jaar 500 waren de twee partijen, de blauwen en de groenen, zo gepolitiseerd, dat ze bezig waren de totale samenleving in hun greep te krijgen. Gesteund door rijke en invloedrijke burgers begonnen ze eisen te stellen aan de regering. keizer Justinianus werd bedreigd. Hij moest verschillende wetten die hij had ingesteld weer intrekken, anders…
Na afloop van de laatste wagenrennen liep het zo uit de hand dat driekwart van de stad werd verwoest en in de as gelegd. De groenen zwoeren een nieuwe keizer te zullen kronen en bestormden het paleis. Justinianus wilde vluchten, maar zijn vrouw wist hem ervan te weerhouden.
Hij slaagde erin zijn leger te mobiliseren en liet een ongekende slachting aanrichten onder beide facties. Er waren 30.000 doden…
Nog een persoonlijke ontboezeming tot slot; ik heb zelf regelmatig behoefte om het torentje of paleis Soestdijk te bestormen, wanneer Ajax weer eens verloren heeft. Er wil alleen nooit iemand meedoen.
Stel: je woont in IJmuiden en je moet om een uur ’s middags in Purmerend schaken. Hoe laat vertrek je dan? Precies: om even over twaalf. Reistijd: 40 minuten, vertelt de routeplanner. Laat ik hem / haar / het HAL24 noemen, kortweg HAL. Neem over 150 meter de afslag naar Leeuwarden / Purmerend. Zoetgevooisde stem. Mijn richtingsgevoel negerend zal ik HAL volgen. Geen weerstand tegen HAL opwerpen. Is nutteloos. AI en zo. Vechten tegen de bierkaai.
Eerst nog even tanken op de Betelgeuzestraat (Euro, 1,76 euro) en dan bescheiden wegblazen over ’s lands snelwegen (A9, A8, A7). Bestemming: Zorgcirkel Triton, Overwhere. Purmerend. Mooie plek waar schaakclub Purmerend resideert. De routeplanner liegt nooit, zegt mijn ex-vrouw vaak. Misschien wel te vaak. Ze heeft altijd gelijk, daar niet van. (Verder gaan we goed met elkaar om en vinden in een- en dezelfde auto eensgezind de route naar Oostenrijkse skigebieden, achterin ook geen jengelende kinderen meer. Nou ja, bijna nooit.)
Eerstebordspeelster Colleen Otten en uw verslaggever kwamen uiteindelijk slechts vier minuten te laat. We laten de stress en ergernis over de door HAL aanbevolen en uitgevoerde route even buiten beschouwing. Nou ja…. toch even een ergernisventielletje open zetten. We kwamen via afslag Heemskerk in Assendelft terecht. Afslag Heemskerk?? Waarom Assendelft? Eindbestemming gecontroleerd. Goed ingetypt. File voor stoplicht. Wat nu? Overal doemden auto’s op die geen haast leken te hebben. Hoe laat was het? Half een. Aankomsttijd: 13 uur 7, zei HAL inmiddels. Purmerend is toch niet het einde van de wereld? Het leek wel alsof de medeweggebruikers juist op dit tijdstip zich op de weg hadden begeven om twee ‘begeesterde’ schakers op de vroege zaterdagmiddag dwars te zitten. Geïnstrueerd door HAL natuurlijk, dat kan niet anders, AI of geen AI.
Begeesterde schakers? Standaard opening van de conversatie in de auto: Heb jij er zin in vandaag? Nee, ik niet. Jij? Ik ook niet, maar wie weet komt de zininin wel gaandeweg de partij.
(Het was niet eens een stoplicht in Assendelft, het was een stoplicht in het lintdorp ten zuiden ervan. Naam onbekend.)
Goed. Bestemming bereikt, zei HAL. De wedstrijd! Laten we het daar eens over hebben, Andy. Uitslag: 4-4. Een uitroepteken is verdiend, als ik de scores in openingswedstrijden van de laatste jaren in herinnering roep. Maar er had misschien meer in gezeten.
Als ….. niet dan …… Jaja.
–0–
13 uur 55, om en nabij. Ik had me op bord vier tegen Ton van Nieuwkerk in een soort rapid-tempo vergaloppeerd in de opening – zonder er al weet van te hebben -, of er werden al handen geschud op bord zeven. Frans Arp opende de score in ons voordeel. Tegenstander Nico Felten had zich met zwart verslikt in een Najdorf (Dxb2-variant): hij rokeerde kort en moest voor zet twintig de vlag al strijken wegens onafwendbaar mat. Lekker begin.
Kort daarna volgden twee remises, op bord 1 en bord 2. Paul Ruber speelde tegen een oude bekende (Peter Smits) en bood op zeker moment remise aan in een gelijke stand. Colleen Otten verbruikte met wit op bord 1 veel tijd in een interessante variant van het Scandinavisch, kon op zeker moment kiezen voor een sterke voortzetting om de zwartspeler benauwde momenten te bezorgen, maar koos in plaats daarvan voor een remise-aanbod, met een schuine blik op de klok.
Uw verslaggever zelf dacht de opening redelijk soepel te hebben overleefd, maar ’s avonds zei HAL dat 13. e7-e5 dubieus was. En met een neutraal, metalen timbre erachteraan: ach, dat Scandinavisch, moet dat niet gewoon de prullenmand in, mijnheer Schill?
JA!!!, schreeuwden schaakminions in koor in mijn oor. Schaakminions hebben trouwens met al hun grootscheepse asielaanvragen gezorgd voor een onstuitbare asielcrisis in Nederland – tsunami-achtig – waardoor Nederland niet meer van de echte Nederlanders is. Noodwetten en nog eens noodwetten moeten er komen. En snel. De mensen verwachten ook wat. Die stomme, slechtopgeleide eenogen ook, gelukzoekers zijn het, alleen maar bekend geworden door Despicable me part I t/m IV, verder kunnen ze niets en ze houden ook nog eens onze banen en huizen bezet, met hun gebazel en gedoe. En daardoor schijnt ook de zon nog steeds te weinig in ons land.
Tot zover onze nieuwe minister-president D.S. die overigens niet alleen maar briefjes voorleest die de Grote Gehaktbal hem voortdurend toeschuift. Nee, zeker niet. Het is een belediging om iemand dat in dit huis te horen zeggen.Oké, dat zal dan wel!
Let us do some Q and A (k-term van en voor managers): excellentie, wat is er waar van het voornemen om schakers, ongeacht hun status van verblijf, nationaliteit, origine of speelsterkte vanaf 1 januari 2026 te verplichten zowel met wit als met zwart de Hollandse opening te spelen?
Dat is een vraag uit de achterhoede van het maatschappelijk debat. Hier hebben we het vaak genoeg over gehad en daarom verwijs ik voor uw en vooral mijn gemak naar het hoofdlijnenakkoord van jongstleden …..
Maar mijnheer Schaaf, zit dit kabinet er nog wel in 2026?
Deze ministersploeg is geen kleuterklas!
Oké, oké, we dwalen af, terug naar onze verslaggever in Purmerend. Is er nog gescoord in de Zorgcirkel, Andy Houtkamp?
Niet dan ik weet, Hugo, maar ter zake. Tegenstander Ton van Nieuwkerk had op bord vier kunnen profiteren met 14 d4-d5, de zet die Schill verwachtte, maar hij koos na lang nadenken voor 14. Pc3-e4, lonkend naar het zojuist ontstane gat op d6. De verwikkelingen liepen met een sisser af, namelijk in een tamelijk gelijkstaand eindspel met ongelijke lopers en zware stukken. Remise door herhaling van zetten.
Leo Littel op bord 5 had vanuit een Siciliaans ogende opening een tijd lang een iets mindere stand tegen Sanne Visser, maar wist met een tactische grap (Pc4-d2) het evenwicht te herstellen en een degelijke remise te behalen. Goed begin van een nieuw seizoen voor onze man uit Amsterdam.
Op bord 8 kwam Jan Vos met zwart goed uit de opening. Tegenstander Van Someren beging een opzichtige fout (Df4-g3) waarna stukverlies zou hebben kunnen volgen. Jan koos voor een voortzetting die pionwinst opleverde. Hijzelf over zijn partij: ook na de pionwinst leek de stelling te winnen. 21 … f5 was een poging tot actief doorpakken, maar vervolgens ging er tijd verloren met damezetten, waarvan twee weinig zinvol. Wit activeerde intussen zijn stukken en zwart overzag 31 Tb3, waarmee wit de pion terugwon en positioneel in het voordeel kwam. 34 … Dh5 en 36 … f4, in tijdnood gespeeld, kantelden de partij definitief in wits voordeel.
Daarmee trok Purmerend de stand gelijk: 3-3.
Toen restten er nog twee partijen. Loek Veenendaal op bord 3 tegen Pim Jekel en Aad de Bruijn op bord 5 tegen Arno Buijten. Loek speelde de opening niet goed en zag zijn stelling in het verre middenspel afkalven naar een materiele disbalans. Er resteerde een toreneindspel met twee pionnen minder dat hij plichtmatig doorspeelde zolang de partij van Aad de Bruijn nog niet beëindigd was in winst.
Aad maakte van een Caro-Kann een vleugelgambiet. Na het weigeren daarvan ontstond een stelling met een ‘Franse’ pionnenstructuur. Nadat schermutselingen op de a- en b-lijn de damevleugel hadden leeggeveegd resteerde een strijd op de overgebleven zes lijnen, waarbij wit lustig kon gaan opstomen met de f-pion en zwart, al kreupel gemaakt zonder rokade, afwachten moest. Aad miste een lucratief paardoffer op g6, dat overigens niet zo heel eenvoudig te berekenen was. Ruil van lichte stukken en van de dames leverde een toreneindspel op met twee pionnen meer dat met enig denkwerk het verdiende winstpunt opleverde.
Na het handen schudden gaf Loek zijn partij meteen op en kwamen we op een eindstand van 4-4.
Zal ik hier weer eens de inmiddels versleten anekdote opdissen dat we tien jaar geleden, op een gure januaridag in hetzelfde verzorgingstehuis onze eerste wedstrijd in de promotieklasse wonnen, na een meer dan gevoelige 0-8 thuisnederlaag tegen Heerhugowaard in de eerste ronde? Dat lijkt nu bijna een religieus geworden wederopstanding.
Desalniettemin, dit gelijke spel was verdiend. Let’s call it a day.
In de jaren 60 en 70 had je G.B.J.Hiltermann, die op de radio de politieke toestand in de wereld duidde voor de Hollandse luisteraar. Later deed hij het ook op televisie. Je werd niet zo heel veel wijzer van zijn staccato. Ik herinner me vooral zijn gedrevenheid, zijn zorgvuldige woordkeuze en zijn ijdelheid.
Ik heb soms het idee dat het er in de wereld toen iets eenvoudiger uitzag. Toen de Koude Oorlog de westerse wereld in haar greep had; toen er nog nauwelijks andere delen van de wereld leken te bestaan. Hiltermann had het nooit over Afrika of Zuid-Amerika. Die landen bestonden uiteraard, maar geen mens die er ooit aan dacht. Zeker niet als G.B.J.Hiltermann op zondagmiddag de wereld aan het duiden was.
Er is veel veranderd in die paar decennia.
Over wat er allemaal gebeurt in Afrika en het Midden-Oosten, is inmiddels veel meer bekend, al was het alleen maar omdat de bewoners van die werelddelen massaal naar Europa trekken. Ze hebben redenen genoeg. Armoede, oorlog en uitzichtloosheid. In Europa zou het beter zijn. Maar de volkeren van het Avondland zien ze niet graag komen, en verzinnen van alles om ze buiten de deur te houden. De mogelijkheden in Europa zijn gewoon veelbelovender dan in andere delen van de wereld. Dus bracht de digitale techniek velen een zicht op het z.g.n Utopia. In Europa wachtte het geluk en het succes. De kans op een beter bestaan. De sociale media maken er al minstens twintig jaar reclame voor, overal.
Hoe gaat het met die wereld tegenwoordig? Helemaal niet zo slecht denk ik. Die wereld volgt zijn eigen onvoorspelbare agenda. Het zijn vooral de menselijke bewoners die zich zorgen moeten maken, want het ziet er wel dreigend uit op dit moment. Het is nu dan wel geen wapenwedloop die de gemoederen bezighoudt, maar een klimaatverandering kan zeker ook verwoestende gevolgen hebben. Er zijn in het verleden ontelbare soorten uitgestorven ten gevolge van veranderingen in het klimaat. Dat kan ons natuurlijk ook overkomen. Wij vormen geen uitzondering op deze trend.
Ik weet niet of mensen in staat zijn zodanig samen te werken, dat de gevolgen van de opwarming van de aarde binnen die beroemde anderhalve graad blijft. Het is allemaal zo onzeker!
Er zijn al heel wat internationale conferenties geweest. Daar worden de problemen besproken en worden afspraken gemaakt, waar vervolgens velen zich gewoon niet aan houden. Verschillende belangen zorgen ervoor dat het vreselijk langzaam gaat. En het kan niet veel anders, want je kunt autonome landen niet dwingen.
Er wordt door internationale instanties en politici gepleit voor verdraagzaamheid en welbegrepen eigenbelang. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje tenslotte. Het halsstarrig vasthouden aan je z.g.n identiteit en belangen zal op den duur contraproductief werken.
Dit betoogde een Amerikaanse politicoloog in het programma buitenhof. Ik denk dat hij gelijk heeft.
Het leven in bubbels, zoals dat door sociale media bevorderd wordt, drijft ons uit elkaar.
En het is juist hoog tijd dat we het op een aantal fundamentele punten eens gaan worden.
Maar dit is niet eenvoudig. Leven in een bubbel geeft mensen ook een gevoel van veiligheid.
En dat gevoel is vooralsnog heel wat sterker dan de ratio van de noodzakelijke samenwerking.
Het mag van mensen niet verwacht worden dat ze de brede samenhang van alle huidige problemen begrijpen. De politici wereldwijd kunnen het ook niet echt. We stuiten als menselijke soort flink op onze grenzen, We zijn nog steeds behept met oeroude reflexen. Ik acht de kans dat we binnen afzienbare tijd rationele wezens zullen worden dan ook niet groot. Maar mocht het in de toekomst toch gebeuren, dan is dat nog steeds geen garantie voor een eeuwig voortbestaan.
Wij weten niet wat de aarde allemaal van plan is. We kennen haar onvoldoende. We worden regelmatig overvallen door natuurrampen, die niet allemaal te wijten zijn aan de CO2-uitstoot.
Al deze dingen denkend, is het tenslotte toch het beste om in ieder geval naar samenwerking te streven. Want als je het allemaal op z’n beloop laat wordt het van kwaad tot erger.
Recente reacties