Dat de reformatie zich zo snel heeft kunnen verbreiden in Europa heeft natuurlijk te maken met het feit dat kort daarvoor de boekdrukkunst was uitgevonden door Gutenberg.
Het begin van de Nieuwe Geschiedenis of ‘Nieuwe Tijd’ wordt traditioneel rond het jaar 1500 gedateerd. Maar ik denk dat veel ervoor pleit om die datum te vervroegen. De humanisten in de Italiaanse renaissance hadden al lang ontdekt dat er bij de schrijvers uit de oudheid een schat aan wijsheid te vinden was: moreel hoogstaande ideeën, die de vergelijking met het christelijke gedachtegoed glansrijk konden doorstaan. Er is iets voor te zeggen om de geestverruiming die dit tot gevolg had als het begin van de nieuwe geschiedenis te zien. Het zaad van een nieuwe psyche was geplant.
In het katholieke Europa, waar nog 90% van de mensen analfabeet was, duurde het vervolgens lang, voordat nieuwe ideeën tot bloei konden komen. Maar het gebeurde. Door een toenemende verspreiding van gedrukte boeken werd de grond als het ware bouwrijp gemaakt voor de reformatie. Wat Maarten Luther in 1517 op de kerkdeur spijkerde kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Deze mentaliteit broeide al langer binnen diverse kringen in de samenleving. Zijn verdienste was dat hij radicaal en energiek was. En ontwikkeld bovendien, want hij was niet alleen geestelijke, maar ook nog musicus en bijbelvertaler uit het Latijn.
Daarmee werd de inhoud van het geschrift voor een toenemend aantal mensen toegankelijk. En dat simpele feit heeft het verschil gemaakt. Vóór die tijd moesten de mensen die niet konden lezen en schrijven maar geloven wat hen door de geestelijken werd verteld. Daar kwam het wel zo’n beetje op neer, want de katholieke kerk had zich tot een onwankelbaar machtsinstituut ontwikkeld. Een instituut dat zeer bedenkelijke praktijken praktiseerde.
Na de vertaling konden gewone burgers zich voortaan een mening gaan vormen over wat er allemaal in dat boek stond. Individuen en groepen konden hun eigen beoordeling van de tekst ontwikkelen. Precies dat heeft ook de aanzet gegeven voor een groeiend individueel bewustzijn.
Het katholicisme was een monoliet. De reformatie schiep voor het eerst ruimte voor persoonlijke opvattingen. En de menselijke natuur in aanmerking genomen, is het niet vreemd dat er al snel veel meningsverschil bestond over wat ervan gevonden moest worden, van al die wonderlijke verhalen.
Erasmus heeft ervoor gepleit om de twee stromingen met elkaar te verzoenen. Was hij aanvankelijk een sympathisant met Luthers ideeën, later constateerde hij dat de sociale samenhang er toch ernstig door bedreigd werd. Al was het maar omdat verschillende richtingen elkaar al aan het bestrijden waren. De synthese die hem voor ogen moet hebben gestaan is er nooit gekomen. En kon er ook naar mijn idee niet komen, omdat er sprake was van onverenigbaarheid van karakters. Het bolwerk van de katholieke kerk was nooit van plan om haar macht met anderen te gaan delen. Geen enkele machthebber doet dat vrijwillig. Het toelaten van afwijkende visies op hun dogma’s zou hun positie ernstig verzwakken. Dus zetten ze hun hakken in het zand en bestreden zoveel mogelijk deze nieuwe stroming.
Toen eenmaal de vrijheid van denken haar meer en meer vaste schreden deed, liet die zich niet meer tegenhouden. Het waren twee werelden die niet met elkaar in harmonie te brengen waren.
Was Erasmus nou zo naïef dat hij dat niet begreep? Ik denk het niet. In een chaotische tijd probeerde hij een menselijk geluid te laten horen; te redden wat er te redden viel. Omdat hij een hoop ellende voorzag. Die ellende is er inderdaad gekomen en is nooit helemaal over gegaan, want nog steeds verdragen humanisten en dogmatici elkaar niet.
Toen de gereformeerden in Nederland hun kans schoon zagen, begonnen ze zich net zo onbuigzaam te gedragen als de katholieke kerk had gedaan. Hun kritiek op het absolutisme van Rome was terecht geweest, maar nu ze in de meerderheid begonnen te raken kwam er een ander trekje aan het licht. Het voelde wel lekker om een beetje de dienst uit te maken. Een lelijke onverdraagzaamheid ten aanzien van andersdenkenden nam hand over hand toe. Tot ze in de 17e eeuw zo machtig waren dat vrijdenkers het wel uit hun hoofd lieten om hun ideeën aan de openbaarheid prijs te geven.
Was Galilei nog door Rome gedwongen om zijn bevindingen te verloochenen, een eeuw later moest Spinoza zijn filosofie in het geheim delen met geestverwanten. Want de vroede vaderen wensten hiermee niet geconfronteerd te worden. Ze begrepen het niet, het zou dus wel gevaarlijk zijn.
De arrogantie van de macht maakt geen onderscheid tussen geloofsopvattingen. Al die geestelijken door de eeuwen heen verkochten hun vrome praatjes maar al te graag aan een goedgelovige massa, die ze vervolgens naar eigen goeddunken probeerden te manipuleren. En niet alleen in het christendom, het jodendom of de islam is dit gebeurd. Het gebeurt nog steeds.
Ook in de oudheid was dit verschijnsel schering en inslag, in allerlei culturen. Er lijkt dus in elke samenleving een kaste te bestaan die wil profiteren van het feit dat mensen behoefte hebben aan een geloof, een houvast, een totem, om de onbegrijpelijke chaos van het leven op aarde te kunnen doorstaan. Want het leven biedt geen zekerheden. Daarom creëren mensen schijnzekerheden. Daar valt voor velen mee te leven, ondanks de ongemakken en strenge voorschriften die er soms mee gepaard gaan. Zo is het nu eenmaal. En de behoefte aan een geloof blijft niet tot de religie beperkt. Mensen willen ook graag in politici geloven en in de wetenschap. Maar ook politici en de wetenschap bieden geen zekerheden.
Het is dus maar het beste om iedereen, of elke instelling die zekerheden in de aanbieding heeft, met een korreltje zout te nemen.
Dark horse