Uit het niets leek Loek Veenendaal op te doemen in de donkerte vlak voor Haarlem CS, als in een ietwat bruin geworden kleurenfilm uit 1950. Hij had een trein gemist en zijn telefoon niet bij zich. Zijn late komst woelde de gedachte op hoe stipt ik was op zijn leeftijd. Niet veel beter denk ik. Loeks verstrooidheid is meestentijds aandoenlijk.
Waar ging het om? Om de bekerwedstrijd tegen schaakclub De Pionier uit Abbekerk. Volgens de teamcaptain van Abbekerk, Arnold Velthuis, was deze 5e maart 2015 een gedenkwaardige dag, omdat voor het eerst in de clubgeschiedenis een ronde verder kon worden gebekerd.
De entourage was verbluffend en charmant tegelijk. We zaten met onze ruggen naar vrijblijvend biljartende dames, op de kop van de bar een groepje donderdagavonddrinkers waarvan de man tegen één van de jongere vrouwen wist te melden dat de seks op een gegeven moment wel behoorlijk schuren ging. Toch? Uit de speakers klonken belegen hits uit de jaren ’80: George Michael met dat dieptrieste nummer waarin hij helemaal in het wit in een witte kamer een voorbije liefde bezingt. Dit lied was ooit modern en werd nu zomaar weer tot leven gebracht in uitspanning Het nieuwe Bonte Paard te Abbekerk, terwijl 8 schakers zich probeerden te concentreren op een niet onbelangrijke bekerwedstrijd (nou ja, belangrijk?). In zo’n entourage kunnen de blunders als goedaardige gremlins uit de lucht komen vallen. Een beetje strenge FIDE-arbiter had zo’n speelveld zonder aarzeling afgekeurd. Er was nog een schuifwand die halverwege de avond half dicht ging, dat wel.
Tegen die tijd had was mijn partij tegen (Gerco Stapel) al afgelopen. In een opening waarvan ik na 10 zetten al spijt had (te weinig dynamiek) meende ik een pion te kunnen winnen. De pion bleek onbedoeld een beetje giftig, ook al stond hij niet op b2. Ik durfde verder niet meer met water te gooien, ook al lieten de gremlins zich nog niet zien. Wit kreeg flinke compensatie en een niet benutte kans om de pion met veel activiteit terug te winnen. Na een onnauwkeurigheid van mijn kant was het remise-aanbod van mijn tegenstander welgemikt.
Aad de Bruijn probeerde een minuscuul voordeeltje, het bezit van een open d-lijn, uit te buiten. Dat lukte niet helemaal, maar uiteindelijk slaagde hij mede door de krappe tijd van zijn tegenstander (de talentvolle Toine Molenaar) erin een verre vrijpion te maken. Dat was beslissend.
Paul Neering ging voortvarend van start tegen Arnold Velthuis door zijn damevleugel voor even onontwikkeld te houden en met een toren op h6 en een dame op h5 mat te dreigen tegen de witte koning op h1. Het mat kon alleen worden afgewend door de verzwakking g2-g4 en samen met de ongecoördineerde stand van wits stukken was dat voldoende om het volle punt binnen te slepen.
Loek Veenendaal was als laatste bezig. Hij bouwde een dynamische stelling op met een voor zwart knellende pion op e5 die eventueel kansen gaf op een koningsaanval. Een onnauwkeurig (h2-h4) deed de stelling kantelen. De zwartspeler (Lukas Boots), niet meer gezegend met veel speelminuten, duwde zijn achtergebleven d-pion achteloos op het controleveld d4 en toen besefte Loek dat het nog een zware strijd kon worden waarin alleen zwart winstkansen had. Desalniettemin wist Loek in een eindspel zijn torens dermate actief neer te zetten dat een geofferde pion zich met rente terugbetaalde. Een truc leverde even later nog torenwinst op en toen liet de zwartspeler zich bewijzen dat zijn kale koning kansloos was tegen de witte toren.
De sfeer in Abbekerk bracht nog een vertederende glimlach op onze lippen toen we ons ver na het middernachtelijk uur langs de haventerreinen van Amsterdam-West huiswaarts spoedden. Het was in ieder geval geen smadelijke zeperd geworden. |