Brown shoes don’t make it, zong Frank Zappa op de LP Cruising with Ruben and the Yets. Het is een statement dat wel zo’n beetje door iedereen is in te voelen. Voor mij is het in ieder geval zo klaar als een klontje. Als puber met een brommer, een kuif en zwarte puntschoenen haalde ik het niet in mijn hoofd om bij mijn vrienden aan te komen met bruine schoenen.
Het had ook iets anders kunnen zijn natuurlijk. Jasjes, broeken, overhemden, truien of petjes; het lag allemaal even gevoelig. De (meestal) onuitgesproken groepscode was heel belangrijk.
Aan het eind van de jaren ‘50 en begin jaren ‘60 had je als jongen van een jaar of zestien de keuze uit twee groepen: de dijkers en de pleiners. Zo heette het in Amsterdam. In Den Haag waren het, geloof ik, de mods en de rockers. De dijkers waren de jongens met de brommers en de vetkuiven en de meisjes van de dijkers hadden ‘suikerbroden’ op hun hoofd. De pleiners waren de zogenaamde artistiekelingen, met een soort van Caesarkapsel en broeken met wijde pijpen. De meisjes leken een beetje op Juliette Greco.
Je stapte niet zomaar over van de ene groep naar de andere. Dat had te maken met opleiding en milieu. Toch heb ik dat in het begin van de jaren ‘60 gedaan. Niet zomaar natuurlijk. Dat heeft wel een half jaartje geduurd. Ik kwam namelijk van de middelbare school met een kuif en een bromfiets, maar mijn keuze was gevallen op de Kunstnijverheidsschool (officieel: Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs), voorloper van de Rietveld Academie. Daar werd ik geconfronteerd met vooral pleiners; ik wilde me zo snel mogelijk bij hen aansluiten. In korte tijd had ik hun kledingcode de mijne gemaakt: ik liet mijn haar groeien, voortaan was ik ook artistiek! Met ijdelheid of esthetische waarden had het niets te maken. Er waren dieperliggende beweegredenen. Het ging over het kenbaar maken van een mentaliteit. Een mentaliteit die nogal vaag, amorf en ongeveer was, want wij hielden er maar weinig concrete ideeën op na. Het ging vooral om gevoel, het gevoel erbij te horen.
Sinds mensenheugenis wordt status kenbaar gemaakt door de manier waarop men zich kleedt.
De allerhoogste status werd toegekend aan het gekroonde hoofd. Nog maar kortgeleden zagen we de nogal ongemakkelijke gekroonde hoofden van Charles en Camilla van Engeland. Een anachronisme in deze tijd (maar velen denken daar nog steeds anders over). Ik kan me niet voorstellen dat iemand zich prettig voelt in een hermelijnen mantel die een kilo of 15 weegt.
Maar tijden veranderen; hoogwaardigheidsbekleders in vorige eeuwen lieten zich graag portretteren in loodzware kurassen. Je kwam geen stap vooruit in dat soort dwangbuizen natuurlijk. Na de poseersessie ging de rommel zo snel mogelijk weer uit vermoedelijk. Wat een kwelling voor een beetje ijdelheid en aanzien. Ook de vrouwen moesten eraan geloven; je ziet ze maar zelden lachen op een portret. Veel gefrustreerde bleekneuzen in hun protocollaire dracht. Maar zelf zullen ze het waarschijnlijk anders ervaren hebben. Dat soort conventies waren uiterst dwingend.
Echter …. het aankleden van je huisdier luistert niet naar een dwingend protocol. Mensen zijn volkomen vrij in het bedenken van alle mogelijke mode voor hun cavia, hond of kat. Ook duikbrilletjes voor aquariumvissen zijn toegestaan, al zie je ze maar zelden.
Drs. Mallebrootje was uitvinder van een nagelvijltje voor kerkratten, al was dat niet echt een kledingstuk natuurlijk.
Ook dit jaar organiseert Het Spaarne weer een van de voorrondes van de Schaak-Off.
De Schaak-Off is een landelijk toernooi georganiseerd door de KNSB, speciaal voor iedereen die wel heel veel van schaken houdt, maar nog niet zo veel ervaring heeft met club- of toernooischaken.
Meedoen aan de Schaak-Off is een uitstekende kans om kennis te maken met het competitieve schaken, en om nieuwe mensen te ontmoeten! De winnaars van de voorrondes gaan door naar de regionale finales en misschien zelfs de landelijke finale in De Bilt!
Geen zin in een schaakwedstrijd hebben is iets anders dan niet willen spelen. De vraag die Colleen Otten me de laatste weken in de auto stelt is: en….? Niet eens meer: en heb je er zin in vandaag? En …? Nee. Jij? Ook niet. Op deze manier komt onze conversatie op gang. Of niet. Dat kan ook nog, op weg naar ‘verre’ oorden. Het is maar hoe je het bekijkt. Zwijgend rijden we naar een speellocatie waar we niet willen zijn.
Gelukkig zat Jan Vos ook in de auto. Die had er wel zin in, of eigenlijk: hij had meer zin dan Colleen en ik. Op de radio het Groot Dictee der Nederlandse taal, dat werd voorgelezen door Gerdi Verbeet. Truttige bedoening. Spelling. Brrrr. En dan nu de zin in stukjes. De valkuilen werden toegelicht: voltooiing, on-Nederlands, desalniettemin, Maasstad, Feyenoord met i-grek, rhinoceros. Enzovoort. (Bent u er nog?)
De goede verstaander begrijpt dat die state of mind (van geen zin hebben) allerminst een arrogante benadering is van een schaakwedstrijd (met tegenzin achter een bord gaan zitten, en dan op je sloffen punten scoren tegen veel gemotiveerdere tegenstanders). Motivatie is er zeker. Zin: misschien. Energie: weet niet.
En Weet Niet, u bent Schills personal trainer. Wat denkt u ervan? Heeft Schill goed geslapen vannacht? Jawel. Zeker. Hij voelt zich fitter dan op een donderdagavond, en dat is geen excuus voor de snelle nederlaag van eergisteren, haha.
Is Weet Niet niet een indiaan, net zoals Klukkluk? Geen idee. Ik ben niet zo van de snelle. I’m a low IQ individual like Kamala Harris. By the way: it’s not America first. It’s Trump first, America second. En daarna Arjen Lubach third. Vermoed ik. The Netherlands vallen net buiten de medailles, niet onverdienstelijk gelet op het roemrijke verleden.
De voorbereiding van uw verslaggever op de wedstrijd tegen De Waagtoren van afgelopen zaterdag in Alkmaar was de volgende partij.
Heerlijke nederlaag. Kan iemand wakker schudden. Mij bijvoorbeeld. Gelukkig kon ik deze zeperd relativeren met de gedachte: dikke vette blunder na de opening wordt vakkundig afgestraft. Kan gebeuren.
–0–
Goed. De wedstrijd. Die eindigde in een gelijkspel, nadat Het Spaarne zelfs met 0.5-3.5 voorstond, door zeges van Frans Arp, Yashin van Kesteren en uw verslaggever. Leo Littel speelde een degelijke remise.
Yashin kreeg op bord 5 een fijne stelling op het bord, nadat zijn tegenstander een paard naar g6 had gespeeld in plaats van naar het voor de hand liggende f5. De partij eindigde voortijdig door een blunder van de zwartspeler.
Frans Arp speelde tegen Alex Albrecht op bord 7. Hij bezette met de zware stukken de open e-lijn en had een geïsoleerde pion op f6 in het vizier met een zwartveldige loper op d4. Ongelijke lopers. De zwarte koningsstelling was nogal gammel, afgezien van die bezette e-lijn. Was het te winnen? Blijkbaar wel. Frans won andermaal en is met 3 uit 3 de topscorer van ons team. Torenhoge TPR: 2293, voor wat dat waard is. Toch leuk om nog even mee te nemen op je oude dag.
Uw verslaggever speelde voor het eerst op bord 2 (met dank aan de recente scores – clubavonden niet meegeteld -, en met dank aan teamcaptain Frans Arp die even vergeten was dat hijzelf inmiddels de hoogstgerate speler was. Maar goed, wat zijn elo’s waard op ons krukkenniveau?). Ik kwam met zwart tegen Bert Buitink goed uit de opening. Het middenspel had boven onze petten kunnen uitstijgen en het bord in lichterlaaie kunnen zetten. Het ging anders, maar nog wel zo dat een pyromaan aan zijn trekken kwam. Na wat onnauwkeurige zetten in een ongunstige stelling gaf de witspeler mij de gelegenheid om vroegtijdig vuur te stoken in zijn koningsstelling, met mat tot gevolg.
Colleen Otten speelde met wit op bord 1 tegen de jeugdige en talentvolle Alberto Alvarez, belandde in een iets minder lopereindspel dat ze gelukkig kon houden. Enige voldoening bracht haar dat wel. Zonder tegenzin aanvaard, vermoed ik.
Daarmee kwam de stand zelfs op 1-4, als ik me niet vergis. Mooie voetbalstand die je eigenlijk over de streep moet zien te trekken (hoor ik Ronald Koeman iets in mijn oor fluisteren? En hij zegt: automatismen moeten nog worden ingeslepen in deze ploeg. Of: als je zelf de kansen niet benut, vallen de doelpunten aan de andere kant.) Oude voetbalwijsheid.
Maar werden de kansen niet benut? Voor Loek Veenendaal gold dat, helaas. Hij kwam op bord 3 met wit goed uit de opening, kreeg aanvalskansen tegen de zwarte koning die zich schuilhield op de damevleugel na een kunstmatige rokade. Ik zat ernaast en dacht op een gegeven moment: hij gaat zijn tegenstander (Max Hooijmans) a-lijnen. Maar dat gebeurde niet. Zwart schoof de stelling dicht, en even later zat Loek opgescheept met een slecht eindspel (kreupele loper, en twee pionnen in de min). Dat was niet meer te houden. Zonde.
Jan Vos had op bord acht ook kansen, meende ik, toen ik een oppervlakkige blik op zijn stelling wierp: met zwart een meerderheid op de damevleugel en een blokkade van wits meerderheid. Pion d4 was achtergebleven en zwart had het veld d5 stevig in handen. Zware stukken en ieder nog een paard. De witspeler nam desondanks het initiatief met h2-h4 en g5-g6 waarmee hij de zwarte koningsstelling onder vuur nam. In tijdnood waren er over en weer missers, met Jan die aan het kortste eind trok (29 … Txf1 en 30. …. Dd8). Ook zonde.
Aad de Bruijn speelde met een zwart een opening die hij transformeerde tot een Wolga-gambiet. Hij kreeg compensatie voor de pion: actieve stukken, druk op wits damevleugel, maar in de tijdnood van zijn tegenstander (Chaim Bookelman) ging hij zitten knoeien en raakte hij een stuk kwijt. Na de veertigste zet streek hij de vlag.
Eindstand: 4-4. Valt mee te leven. Na drie wedstrijden vier matchpunten. Dat is een goede buffer tegen degradatiezorgen, en niet onverdiend. Gelet op de maandelijkse schommelinkjes in speelsterkte, en de kleine verschillen daarin onderling, vroeg ik me af hoeveel opstellingen er eigenlijk mogelijk zijn. Ik ben benieuwd.
Ons tweede team in de NHSB-competitie is begonnen met een nuttige overwinning op Chess Society: drie keer een 1 en drie keer een ½ maakten een uitslag van 4½-1½.
Doordat het eerste team nu ook een zestal is geworden is de samenstelling van alle teams t.o.v. vorig seizoen nogal veranderd. Jan Vos, Keimpe Knijft en Joost Jansen, die vorig jaar nog vaste krachten waren in Het Spaarne N1, behaalden gedrieën 2½ bordpunten in deze wedstrijd. Jeroen Loos, Pim Abbestee en Sybe Terwee kennen we nog van het “oude” N2 en zij voegden in totaal 2 bordpunten toe. Pim en Sybe komen dit jaar uit voor Het Spaarne N3, maar zij speelden mee als invallers voor Paul Neering en Richard Breurkes.
Het eerste punt kwam al snel binnen en was van Keimpe:
Oei, dat ging hard!
Op bord 2 speelde Jeroen een solide partij tegen Boudewijn Eijsvogel. Jeroen is (net als Jan) oud-lid van Chess Society en kende zijn tegenstander dus door en door. Remise was de logische uitslag, maar een knap resultaat omdat Jeroen net terug was van vakantie en in juni zijn laatste serieuze partij had gespeeld.
Dat laatste gold trouwens ook voor Joost. Hoewel hij gedurende de lange toernooizomer als arbiter genoeg schaken in de bagage had was het zelf hanteren van de stukken toch weer even wennen. Zijn partij tegen Kees Koper kende een grappig moment op zet 25 (zo vaak zie je niet 6 nullen op een rijtje):
Sybe was steeds in het voordeel tegen Kjeld Broekhaus en tikte de partij netjes uit naar winst.
Pim had in zijn partij tegen Jeannot Tuijnman een stuk moeten geven voor twee pionnen, maar behield een speelbare positie en kon later het stuk weer terug winnen (ook voor twee pionnen), waarna een gelijk eindspel resteerde. Dit was het winnende halfje: 3½-1½.
Wedstrijd voorbij? Nee, geenszins, alle aandacht ging nu uit naar de hoofdmaaltijd:
Lang vreesden we dat Jan het niet ging redden, maar hij zorgde voor een prachtig slotakkoord.
Het aardige van het begin van het seizoen is dat het koploperschap in de interne competitie vaak per week nog wisselt. Nadat Jan Vos de leiding nam in ronde 1 voerde een week later Sander Schilthuizen de ranglijst aan en is nu Aad de Bruijn de nummer één. Alles nog allemaal sterk afhankelijk van toevalligheden in de indeling, maar zo krijgt langzamerhand het klassement z’n vorm.
Aad is de enige met een score van 3 uit 3. In de tweede ronde speelde hij een aardige partij tegen Peter van Harn, waarin het er na 40 zetten nog redelijk gelijk uit zag, maar Peter uiteindelijk toch knakte:
In die tweede ronde zagen we een nieuw gezicht op de club. Roland van Hartingsveldt hadden we tijdens het zomerschaak in De Waag al eens ontmoet en deze avond proefde hij hoe het is een lange partij in de Laan van Berlijn te spelen. Het werd een imponerende entree, want na een spannende partij wist hij te winnen van – niemand minder dan – Paul Neering.
Tien partijen waren er die tweede ronde en bij een indeling die het midden hield tussen het Zwitsers en een zuivere Keizer bevestigden de toppers in de meeste gevallen hun status. Colleen won van Piet Hein, Paul Ruber van Frank Otten en Sander van Pim. Jan Vos speelde remise met Keimpe, Sybe vestigde zich door een overwinning op Rykle in de top van de middenmoot en hetzelfde gold voor Wim Eiselin die Gerda eronder hield. Een snelle remise werd genoteerd voor Johan Tates en Paul Mathot, waarmee beiden van de nul af waren, en een veel langere remise voor Frank Sala en Marco Deurloo, maar dat konden wij allemaal al horen aankomen.
Bij de derde ronde hadden we de eerste externe thuiswedstrijd in de NHSB-competitie. Het Spaarne N2 versloeg Chess Society Zandvoort N2 met 4½-1½ (een apart verslag van die wedstrijd volgt nog). In de marge daarvan werden vijf interne partijen gespeeld. Drie daarvan eindigden in remise, waaronder de topper tussen Sander en Colleen. Naast Aad (tegen Wim Eiselin) was ook Piet Hein Koning een winnaar. Hij klopte Robert Balm, die een pionoffer in het begin van de partij niet wist te effectueren.
Denksportcentrum. Als ik er langs rij, van de sportschool vandaan, denk ik vaak dat het een officiële term is, bedacht door het gemeentebestuur van Haarlem. Er was eens een goed idee: er moet een denksportcentrum komen om algehele mentale verloedering van de stadsbewoners te vermijden. De huidige eigenaren zitten dicht bij dat plan en weten wel een mooie locatie. Ze laten verbouwingsontwerpen zien: twee speelzalen voor bridgers, schakers en dammers. Een goede plek voor toiletten, en een speelruimte voor biljarters. En dan nog een bar. Langs het Spaarne. Wat wil je nog meer, als je je hersenraderen soepel wilt houden? Er zitten dan wel geen ramen in, maar die heb je ook helemaal niet nodig als je de binnenkanten van je schedel aan het bewandelen bent. Inderdaad, moet het bestuur hebben gedacht. Goed idee.
Het is al een tijd geleden dat uw verslaggever hier was. 2021? Denk het wel. Ik moest toen in een corona-editie van het Kennemer Open aantreden tegen de koploper: Marvin Dekker. Hij stond met 5 uit 5 bovenaan en zijn tegenstander kon door ziekte niet spelen. Wedstrijdleider Bergshoeff vroeg of ik wilde plaatsnemen op bord 1. Het is niet mijn gewoonte om mezelf als kanonnenvlees op te dienen, zei ik. Ik won die partij verrassend. Marvin kon zich achteraf wel verzoenen met de onverwachte nederlaag. Hij won het toernooi een weekje later, met de score van 6 uit 7.
In de auto had ik gezegd: we zullen wel moeten spelen in de achterste zaal. Ik vergat aan Colleen te vragen of ze er zin in had. En zij vergat het ook te vragen aan mij. Zo mis je wel eens wat. We betraden het denksportcentrum en groetten de gastvrouwe. In de zaal links monter spelende bridgevrouwen, dan voorbij de biljarters en schilderijen (gemaakt door een amateurschilder die in een vlaag van optimisme wellicht gedacht heeft dat het te ontdekken meesterwerken zouden worden), en dan door vaal geworden klapdeuren de speelarena betreden. Gele muren, groene kleedjes. Goedenavond.
We nemen plaats achter de borden. Duffe kop. Waarom schaak ik doordeweeks? Er moet iets raars gebeuren in deze slecht vermaalde atmosfeer, om wakker te blijven: de arbiter van dienst deelt na twee uur spelen een rode kaart uit aan iemand die te veel met zijn voeten klappert, en daarna een rode kaart aan iemand die zomaar een broodje kroket gaat zitten eten aan zijn bord. Kan natuurlijk niet. Zo!
–0–
Goed. Ter zake, zullen we het eens over de bijzaken van deze 2e oktober hebben? Spaarne N1 moest aantreden tegen Bloemendaal N2. Zes borden in plaats van acht. Dat had als voordeel dat ik vanaf bord 3 zo’n beetje alle stellingen kon bekijken. Het werd een ruime overwinning voor Het Spaarne door winstpartijen van invaller Bert Bergshoeff, Loek Veenendaal en uw verslaggever.
Bert Bergshoeff verving op bord zes Paul Neering (die Leo Littel zou vervangen, maar door zijn rug ging). Tegenstander Edwin Rutte offerde twee lichte stukken op f7 tegen een toren en een pion. Geen verstandige keuze. Bert beging in het late middenspel echter een paar onnauwkeurigheden. Hij maakte zich zorgen over de afloop van de partij, omdat wit wel al te veel pionnen zou krijgen voor de ruil. Maar toen tegenstander Rutte meende een paard op d7 te kunnen pakken, was het pardoes mat in twee.
Aad de Bruijn speelde op bord 4 een geruisloze remise. Zijn tegenstander bood remise aan, en na nog een blik op de stelling zag Aad weinig aanknopingspunten om gewoontegetrouw door te spelen voor de winst.
Ik speelde op bord 3 tegen een leeftijdgenoot die vijfenveertig jaar niet geschaakt had: Jacques Schouten. Hij liet na afloop een foto zien uit een jaarboek van de roemruchte club VHS, dat hij van Frans Arp in zijn handen kreeg gedrukt. Kijk, daar sta ik. Kampioen van Nederland, 1976, jeugdteam van VHS. Er kwam een stelling op het bord die had kunnen leiden tot een egelstelling, maar de zwartspeler verkoos een ander plan dat hem een nogal verkrampte positie opleverde met een versplinterde pionnenstructuur. Hij moest de vlag strijken na te groot tijdverbruik, inmiddels in verloren stelling.
Frans Arp had inmiddels een dubbeltoreneindspel op het bord, met twee pionnen meer. Dat leek gewonnen, maar hij verslikte zich. Zijn koning kon niet meer ontsnappen aan schaakjes van de zwarte toren zonder de twee pluspionnen te verliezen. Remise dus. Als ik me niet vergis was dat het halfje dat ons de winst in de wedstrijd bezorgde.
Op bord 1 wist Colleen Otten met wit na een snelle slagenwisseling in de opening een aantrekkelijk eindspel te bereiken, waarin de zwarte stelling passief oogde, met makkelijk te belagen pionnen op de damevleugel (a6, b6, c4) en niet onbelangrijk: een koningsvleugel die nog uit de startblokken moest zien te sprinten. Tegenstandster Sacha Schiermeier verdedigde zich zo stug mogelijk. Colleen koos voor een afwikkeling naar een pionneneindspel waarin ze zich bijna verslikte. Het werd remise.
Loek Veenendaal kwam op bord 2 goed uit de opening tegen Ad Hendrikse. Na 21. Df2 kon hij het initiatief pakken op de damevleugel. Hij versmaadde de winst van een kwaliteit, maar wist de aandringende troepen rondom zijn koningsstelling effectief te neutraliseren. Er resteerde een eindspel met een randpion meer die het verschil ging maken.
Met Loeks zege kwam de eindstand op 1.5-4.5.
Schill
Bloemendaal N2 – Het Spaarne N2 1.5-4.5
Bord 1 Sacha Valster-Schiermeier (1855) – Colleen Otten (1995) ½ – ½
Recente reacties