Hoewel het team van De Vennep geen topteam in onze klasse is, is een uitwedstrijd aldaar er altijd een met verhoogd risico. In de eerste plaats omdat de Vennepers aan de hogere borden nog wel eens uit de slof willen schieten en er aan de lagere borden vaak een paar blokken beton plaatsnemen, die bij iedere winstpoging de hele boel dichtschuiven tot je erachter komt dat meer dan remise niet te halen valt. Een groter gevaar ligt nog bij jezelf: op een regenachtige maandagavond in de herfst een flink stuk de polder in, er zijn nog wel eens spelers die plotseling wat anders te doen hebben zodat mindere reserves moeten worden opgeroepen die ook vaak pas na veel overreding daarvoor te porren zijn en eigenlijk ook wel weer niet te laat thuis willen zijn.
Dat laatste gevaar hadden we bij de start al getackeld: een op en top gemotiveerd basisteam nam om 20:00 uur plaats achter de borden, met een frisse blik in de ogen en niet van zins om zonder de punten weer naar Haarlem, Vijfhuizen, Leiden, Nijbroek of waar dan ook terug te keren.
Maar dan toch, al vroeg op de avond sneuvelt bord 1 en stuit bord 8 op zo’n betonblok, ½-1½ achter. Geen paniek, maar wat doet de rest? Twee van de topscorers (op de borden 6 en 7) doen opnieuw hun job en komen op 4 uit 4, wat een helden, hulde! Borden 3 en 4 nemen in overleg met de teamleider het remise-aanbod aan, wat hem (de teamleider) nog drie kwartier benauwd billenknijpen oplevert. Het lot is nu volledig in handen gelegd van bord 2, waarin het vertrouwen groot is, maar schaken kent zoveel valkuilen en hij wil ook op 4 uit 4 komen, een veilige remise is geen optie. Bord 5 speelt ook nog, pion achter met verder alleen veel pionnen en lichte stukken op het bord, remise-achtig maar geen garantie.
Rond half twaalf lopen de winstpogingen van de tegenstander van bord 5 dan toch uit op zetherhaling, zodat in elk geval de vier bordpunten binnen zijn. Op 2 staan we inmiddels een kwaliteit voor en de teamoverwinning kan ons dus niet meer ontgaan. We genieten nog even ervan hoe onze jonge held bekwaam ook zijn 4 uit 4 binnenhaalt en keren dan tevreden huiswaarts. Tsja, maandag is geen dag voor feestgedruis. Klus geklaard, morgen weer werken.
Volgende klus: 31 januari, Hoofddorp thuis. Makkie? Pas maar op!
Na een goed begin in de 4e klasse KNSB, begint Het Spaarne een beetje spaak te lopen. De oorzaak is vooralsnog onduidelijk. Ontbreekt de vorm, heeft het geluk een dipje, of is het juist een combinatie hiervan?
Afgelopen week (20 november) is op chess.com een nieuwe spelvariant toegevoegd, genaamd `puzzle rush‘. Het spel bestaat uit het oplossen van zoveel mogelijk schaakopgaven in 5 minuten, waarbij elke opgave steeds moeilijker wordt. Het spel eindigt dus na 5 minuten, of eerder als je 3 fouten hebt gemaakt. Hetzelfde principe als bij de sport honkbal, waarbij je na 3 slagen uit bent. Hieronder staat een typische puzzle rush opgave:
Verschillende schaakgrootmeesters hebben zich ondertussen aan het spel gewaagd, waaronder de Amerikaanse grootmeester Hikaru Nakamura, de Nederlandse grootmeester Jorden van Foreest en de Canadese grootmeesters Eric Hansen en Aman Hambleton (Chessbrahs). De combinatie van tactiek, tijdsdruk, laagdrempeligheid en ranglijst maakt het zeer verslavend. Nakamura heeft bijvoorbeeld urenlang puzzle rush gespeeld op zijn stream, om uiteindelijk tot een topscore van 55 te komen.
Gelukkig is het voor een gratis lidmaatschap slechts mogelijk om puzzle rush een paar keer per dag te spelen. Maar het zien worstelen van grootmeesters op een stream, laat zien dat zij ook slechts mensen zijn, met Hikaru Nakamura een indrukwekkende buitencategorie.
De oplettende lezer vraagt zich nu waarschijnlijk af: wat heeft puzzle rush te maken met de externe schaakwedstrijd van Het Spaarne? Het zit zo, dat ik in mijn voorbereiding op deze wedstrijd tegen De Waagtoren 3, ben aangestoken door de puzzle rush hype. Na het bekijken van talloze streams van onder andere Nakamura en de Chessbrahs, heb ik geprobeerd om de topscore (26) van Aad te verbreken. Uiteindelijk strandde ik, na een beperkt aantal (gratis) pogingen, op 25 puzzels, net 1 opgave onder Aad.
Deze training/escapade heeft mij uiteindelijk de wedstrijd gekost, want door nog een paar (laatste) potjes puzzle rush te spelen, miste ik mijn laatst mogelijke trein van 11:50 uur. Waardoor ik pas rond 12:30 uur op Haarlem Centraal kon arriveren. Geen probleem als je om 13:00 uur moet spelen in Haarlem toch? Helaas speelden we deze ronde uit. Waar precies? Helemaal in Alkmaar. Het verzamelen om 12:00 uur was dus onmogelijk voor mij geworden.
Na telefonisch overleg met Paul, besloot ik om direct door te reizen met het openbaar vervoer, zodat de overige teamleden op tijd achter hun bord plaats konden nemen. Halverwege de treinreis gaf Paul aan dat hij graag zelf wilde spelen. Vandaar dat ik het schrijven van dit verslag op mij heb genomen. Sorry Paul voor het te bont maken!
Op bord 2 speelt Leo tegen Klaas Jan Koedijk. Er ontstaat een ongewone Siciliaanse structuur met f3 en c3 voor Klaas Jan en een achtergebleven d-pion op d7 voor Leo. Het bord ernaast speelt Aad tegen Rob Freer. De pionnen van Aad op de damevleugel zijn verdampt na een vleugelgambiet, met als compensatie een licht ruimtevoordeel in het centrum en actief stukkenspel. Maar is het voldoende compensatie voor 1 pion? Aad probeert via Dg4 wat zwaktes uit te lokken op de koningsvleugel, maar zwart verdedigt de g7-pion koelbloedig met Kf7. De witte lopers van Aad schijnen door de stelling, maar de zwarte paarden op c6 en f5 houden de stelling bij elkaar. Aad gaat in de denktank. Hoe schakel je deze verdediging uit?
Frans speelt op bord 4 tegen David Baanstra. Er ontstaat een mobiel centrum, waarbij de koning van Frans nog gevaarlijk in het midden staat. Als compensatie heeft hij het loperpaar, maar de zwartveldige loper is zo opgesloten, dat die moeilijk kan deelnemen aan het spel. Op bord 5 heeft Frank de pionnenstructuur van Bert Buitink aangetast (geïsoleerde dubbelpion op de f-lijn), maar Bert heeft hiervoor wel compensatie gekregen in de vorm van een half-open g-lijn. Daarnaast voorkomt de tegenstander van Frank ook de breekzet c4 met b5, waardoor het creëren van tegenspel lastiger wordt.
Sander heeft op bord 6 een iets slechtere pionnenstructuur (3 eilanden) tegen Wim Nieland, maar lijkt met controle van stukken in het centrum voldoende compensatie te hebben. Hoe komt zwart nu verder? Misschien kan zwart de half-open b-lijn gebruiken, om druk te zetten op de witte b-pion?
Het lukt Wim uiteindelijk om de activiteit van Sander in het centrum te neutraliseren.
Van de stelling op bord 8 van Fer tegen Alex Albrecht begreep ik vrij weinig. Na een tegengambiet behaalt Alex met wit een pion op e5, tegenover de pion van Fer (zwart) op d4. De zwarte d-pion lijkt zwak, maar volgens Fer is de d-pion juist vaak erg sterk. Tja, je moet er iets van af weten, voordat je een door Morozevich gespeelde variant durft te spelen.
Als laatste speelt Paul op bord 7 tegen Ruud Nieuwenhuis. Paul heeft met een pion op e5 een licht ruimtevoordeel. De vraag is of Ruud deze (voldoende) kan ondermijnen, bijvoorbeeld via d6.
Dat probeert Ruud inderdaad, met als gevolg een achtergebleven d-pion. Hoe zet Paul hier druk op?
Ondertussen heeft de tegenstander van Fer een sterk paard op e4 gekregen. Fer dreigt hierdoor in de problemen te belanden. Een goed moment voor mij om even aan de spanning te ontsnappen, en de stad in te gaan. Niet spelen is inderdaad best stom. Na een korte stop in een muziekwinkel voor een stemvork, keer ik weer terug in de speelzaal. Op dat moment geeft Fer net op. In de slotstelling verliest hij geforceerd een stuk via een dubbele aanval.
De tussenstand is nu ½-1½, want de partij van Paul is in remise geëindigd. Het volgende fragment komt uit deze partij, en heeft wat weg van een puzzle rush opgave:
Na 22.Pxd5 Lxd5 23.Dxc6 Lxc6 24.Lxc6 Tad8 ontstaat de volgende stelling:
Hoe gaat wit nu verder? Paul accepteerde in deze stelling remise, maar is dat ook terecht?
Hoe staat de rest? Sander staat iets minder in een loper+paard eindspel, doordat wit met een b- en c-pion tegenover een zwarte a-pion een vrijpion heeft.
Frank moet opboksen tegen een sterk paard op e4 en een binnengeslopen dame op b2. Het ziet er erg lastig uit. Aad heeft daarnaast wat progressie geboekt. Maar de stelling van zijn tegenstander is nog steeds erg solide. Het is niet duidelijk hoe Aad de stelling kan kraken.
Net als Frank, staat Frans ook erg moeilijk. Hij wordt via de koningsvleugel belegerd, terwijl de koning nog steeds in het midden staat. Na Lg5 is de lange rokade voor Frans erg moeilijk geworden. Leo staat gelukkig wat beter. In een toren+paard tegen toren+loper heeft hij (mogelijk) een klein plusje vanwege de structuur.
Tijdens de analyse van de partij van Fer, hebben Frank en Frans de handdoek in de ring gegooid. Frans is na de korte rokade soepel opgerold. De partij van Leo eindigt in remise. Dit maakt de tussenstand nu 1-4. Maximaal een gelijkspel dus.
Ondertussen is Sander aan het verdedigen tegen een verre b-pion op b7. Hoe moet hij de dreiging b8(D) tegenhouden na La7?
Sander wint de h-pion, en geeft vervolgens zijn loper op voor de gepromoveerde b-pion. Met zijn paard wint hij op de koningsvleugel een aantal pionnen terug. Meer dan remise lijkt er helaas niet in te zitten, met als gevolg een tussenstand van 1½-4½…
De stelling van Aad is vereenvoudigd naar een gesloten stelling met D+T+L voor Aad tegenover D+T+P voor Rob Freer. De pionnen van zwart staan op de tegenovergestelde kleur van de loper. Dit maakt het lastig voor Aad om zijn loper een functie te geven. In tijdnood probeert Aad via Da6 de zwarte stelling binnen te komen. Hiermee wint hij een pion en wordt de tijdcontrole van 40 zetten behaald. Meer lijkt niet haalbaar, het paard op g7 is een goede verdediger van de basispion op e6.
De tegenstander van Aad zoekt ondertussen tegenspel via de h-lijn. Aad gaat weer in de denktank. Een koningsaanval via de breekzet f5 lijkt teveel te vragen van de stelling. Dus kiest Aad uiteindelijk om de toren op g2 te verdedigen via Df1. Er volgt een afruil van zware stukken, waarna het eindspel zwakke loper tegen sterk paard ontstaat, ruime compensatie voor een pion. Het lukt Rob Freer om de koning te activeren, en tegelijk het veld f5 vrij te maken voor het paard. Is dit eindspel wel remise te houden met wit? Zwart wint na Pxd4 de witte d-pion terug, en heeft nu een gedekte vrijpion! Aad ruilt de loper voor het paard. De tegendreiging van f5 neutraliseert de gedekte vrijpion, waarna het eindspel uitmondt in remise.
Colleen staat in een T+L eindspel met ongelijke lopers een pion voor. Het lukt haar om de zwarte koning af te houden met een toren op de 7e rij. Ze schuift de e- en f-pion langzaam naar voren, maar deze worden geblokkeerd door een loper op e5. Wat nu? Colleen activeert haar eigen koning, en loopt langzaam via de koningsvleugel naar de andere kant van het bord, op weg naar de zwakke pion van zwart op h6. De actieve koning creëert in combinatie met de toren en loper een matnet, waardoor de loper van zwart valt.
De eindstand is hierdoor net als de vorige wedstrijd 3-5. Een lichte teleurstelling, doordat De Waagtoren 3 beduidend zwakker was dan de vorige tegenstander (S.V. Botwinnik). Was het botte pech, of gewoon slechte vorm? De volgende wedstrijd zal het uitwijzen. Komende maand spelen we thuis tegen het sterke team De Amstel.
Toen de middag naar zijn einde kroop, bood mijn tegenstander remise aan. Sympathieke vent. Het was een handig moment. Ik was verrast. Was hij blij met remise, of was het alleen maar, omdat zijn teamgenoten op het punt stonden partijen te winnen en met 2-6 de pleiterik zouden maken? Met 6 uit 3 aan de leiding in poule 4F!
Ik deed noodgedwongen een rondje langs de borden. Hoe stonden we er eigenlijk voor? Onze teamcaptain was zelf aan zet in een wedstrijd naast de onze, in het combiteam Heemstede – Spaarne.
Op bord 1 stond de beginstand op het bord, met een koning op e4. Blijkbaar had Colleen Otten verloren. We stonden dus met 1-0 achter. Laat op de middag liet Colleen zien wat er was gebeurd. 1 e4 e5 2 Lc4 Pf6 3 d4!? Tja, wat doe je daartegen? Uiteindelijk koos ze voor 3 ….Pxe4, verbruikte veel tijd voor haar eerste 10-15 zetten, en kwam de openingsproblemen eigenlijk niet te boven. Frustrerend!
In de twee minuten die ik erover deed om langs de borden te lopen, gehaast, gleed mijn blik een moment langs de stelling van Leo op bord 2 (in evenwicht, misschien met een lichte plus voor hem). Loek had een lekkere stelling, waarvan een engine zou zeggen: black is much better!Ik zag twee ver opgerukte zwarte pionnen op f- en e-lijn, wel een witte vrijpion op de h-lijn en witte torens eromheen. Maar wat deden die ertoe?
Ook Paul Ruber op bord 4 had een plus: loper en paard tegen een toren, ieder een toren ernaast. Nog wat pionnen op beide vleugels. Niet helemaal duidelijk, in ieder geval: slightly better!
Naast mijn bord zat Frank Taylor te zwoegen in een kansloos eindspel van ongelijke lopers, met een dame erbij. Zijn tegenstander had een vrije a-pion, ieder fgh-pion, en hield tegelijkertijd pion f7 in Franks kamp onder schot met Db7 en Lb3. Die pion was ook nog eens permanent gepend (Kg8). Kansloze missie voor Frank! Zoals hij na de partij zei: ik ben geen moment in de partij geweest. Dat is unlike Frank, en we mogen hopen dat hij een volgende keer weer die stabiele prijsvechter in zich laat bovenkomen die we de afgelopen seizoenen vaak hebben gezien.
Dan op bord 7: Aad de Bruijn. Had een goede stelling opgebouwd. Vlak na de opening bood hij zijn loper op f5 aan in een ruil met een wit paard op h4, maar de tegenstander versmaadde dat. Aad kreeg een mooi pionnencentrum (e5-d5) in ruil voor het dichtschuiven van wits koningsvleugel. Hij had zelf lang gerokeerd. Nu stond het ongeveer gelijk, of stond wit toch beter? Aad moest oppassen dat wit niet ooit een octopus op d6 zou krijgen. Ik zag zijn tegenstander monter Pe4 spelen (weer een peerd op e4, toeval?)
Tot slot Fer op bord 8. Er was een Budapester op het bord gekomen. Stelling in evenwicht schatte ik zo in en een kolfje naar zijn hand.
Terug bij mijn bord. Die 12 minuten die ik had waren er nu nog 10. Minder dan 10. Het tijdverlies irriteerde me. Nog een zet of elf te gaan. Ik had een lichte plus, omdat mijn tegenstander een geĂŻsoleerde pion had en ik niet. Conclusie: 1-0 achter, en alleen Frank stond verloren. De stellingen van de overige teamleden stonden min of meer gelijk of beter (2x).
Afijn, ik nam het aanbod aan. Achteraf terecht. Het plusje was gebakken lucht. We bekeken de slotstand en het begin van de partij in de ruimte bij de bar. Biertje erbij.
Niet veel later bleek Frank de handdoek geworpen te hebben. Toen verscheen Loek opgetogen aan ons analysebord.
Gewonnen?
Ja, gewonnen.
Ik schudde hem de hand.
Daarna ging het toch mis. Fers partij werd remise (niet veel van gezien), maar Aad verloor (was er toch een wit paard zijn gelederen binnen gegaloppeerd?). Terug naar de speelzaal!
Daar ontstond enig rumoer toen de tegenstander van Leo remise claimde vanwege 3x dezelfde stelling. De partij werd nagespeeld onder toeziend oog van arbiter Joost Jansen. Inderdaad, 3x dezelfde stelling. De zwartspeler had die claim gemaakt op het moment dat die stelling voor de derde maal op het bord kon komen. Leo had zich vergist. Remise dus, – Leo baalde -, ofschoon de stelling slechts een klein plusje voor hem bevatte (slechte loper tegen “goed” paard) en daarmee kwam Botwinnik op een definitieve voorsprong: 4,5-2,5.
Alleen de partij van Paul Ruber was nog aan de gang. Hij had een ver opgerukte vrijpion op d7. De zwartspeler had een toren op d8 staan, en verder een gevaarlijke vrijpion op f3.
Daar stond weer tegenover dat Paul een pion naar a6 had doorgeschoven, lang geleden, vlak na de opening. Als hij nu Lxb6, ab6, a7 deed … Maar nee, dan had zwart in ieder geval eeuwig schaak met zijn andere toren: Tc1+ – Kf2 – Tc2+ – Kf1 – Tc1+. Weglopen naar h2 kon niet op straffe van pionpromotie (f3-f2). Uiteindelijk koos Paul voor een zetherhaling Ph5-f6+. Meer zat er niet meer in, vooral niet nadat hij rondom de veertigste zet zijn toren losjes naar d6 had laten glijden, en losliet, even de toren op d5 zette, – zijn tegenstander zag het – en toen gentlemanlike de toren toch maar op d6 terugzette. Td5 was misschien meer dan Td6 nog een zet geweest die winstkansen zou kunnen geven (voor even dacht hij een stuk te verliezen).
Derhalve: 3-5. Zonder van te voren al de handdoek geworpen te hebben, een nederlaag in deze klasse is toch ook een beetje ingecalculeerd.
Fer Mesman was deze keer afwezig (vakantie). Dus Frank Taylor, die de vorige match tegen Aartswoud miste, startte op bord 8, tegen een ratingloze speler genaamd Willem Meijer. Die moest direct opboksen tegen Franks geheime wapen, de orang-oetan. Dat viel niet mee, waardoor de beminnelijke man twee pionnen verloor en daardoor ook later de partij. Maar gedurende de match bracht de goede stand op bord 8 geen rust in het team. De teamcaptain – uw verslaggever! – had er vooraf alle vertrouwen in en gaf dat aan door zelf een officiĂ«le partij te spelen – next door – in het Kennemer Open!
In afwezigheid van de teamchef laten de Spaarnespelers hun brille op het schaakbord zien, dacht ik optimistisch. Het Spaarneteam is ervaren, wijs en sterk genoeg qua rating zou je denken. Een misrekening, want alras bleek dat onze jongste speler, Loek Veenendaal, op bord 3 met zwart tegen Jan Keijsper (1909) een tijdsachterstand had, die hij wel vaker verwerft, maar erger… hij stond een kwaliteit achter, weliswaar met compensatie, zei hij achteraf. Uw verslaggever zag die compensatie echter niet. Bij navraag was het studentenleven op de vrijdagavond dieper bij Loek ingetrokken dan wenselijk.
Alle borden om drie uur bekijkend: stand virtueel in evenwicht, maar uw verslaggever zag meer…
Op bord 7 Aad de Bruijn met een pion minder tegen Jacob de Boer (1879), op bord 6 onze held van de vorige match Frans Arp tegen Kees Kager (1806) in grote problemen. Dan nog Colleen Otten met zwart behoorlijk in de verdrukking, opboksend tegen ontwikkelingsachterstand, met de koning op f8 en een inactieve toren op h8 (eerste bord tegen Richard Frans (2017)), bepaald geen koekenbakker. Weliswaar stond Leo op bord 2 met wit heel behoorlijk, maar zijn tegenstander was Antonio Ballesteros (2128), al helemaal niet een schakende koekenbakker.
Plus dat Sander Schilthuizen tegen Wim de Weerd (1838) zijn versnelde draak vuur moest laten spuwen om een dreigende teamnederlaag af te wenden… oefff… het valt niet mee om teamleider te zijn!
Jawel, hoe we het ook wendden of keerden: een kleine nederlaag zat eraan te komen. Hoe vaak hadden we vorig seizoen niet verloren met het kleinst mogelijke verschil? Zo’n nederlaag was drie weken geleden afgewend. Maar nu? De stellingen van Aad de Bruijn, Paul Ruber (op het eind nog heel spannend) en Sander Schilthuizen werden remise gegeven. Frank Taylor pakte, zoals eerder gezegd de volle winst, maar Loek Veenendaal en Frans Arp verloren terecht.
Leo Littel dan? Kwamen de grote kwaliteiten bij hem bovendrijven? Jawel, maar niet voldoende voor de winst. Alles bleef op zijn bord in evenwicht en Leo pakte tegen de Argentijn een verdiend halfje.
Dus, deze keer hadden we ons gewapend. Al reeds bij aankomst was de instelling strijdlustig, de temperatuur daalde als het ware een paar graden en we maakten ons breed. De ons gratis aangeboden koppen koffie, tijdens de eerste zetten, werden door ons nog wel geaccepteerd (we blijven tenslotte Hollanders) maar daarna verhardden onze gezichten. Gefocust op een goed resultaat!
In eerste instantie richtten wij ons op het eerste bord, onze steun en toeverlaat Colleen Otten die al menig belangrijk punt binnenbracht. Haar motivatie is belangrijk bij het begin van de partij en vaak af te lezen aan haar eerste zetten, en die waren 1.e3 gevolgd door 2. Pf3. Mmmm, dacht uw verslaggever (maar die speelt ook niet aan het eerste bord, sterker, helemaal niet in het 1e team). Colleens openingskeus had als doel tegenstander Marc Helder te dwingen tot positioneel spel. Marc, de topman van Aartswoud, was niet onder de indruk, maar wel verrast. Marc staat bekend als rekenwonder, aanvaller en tactisch zeer sterke speler. En hoewel Colleen een kleine individuele plusscore tegen hem heeft, gaf ze na de eerste zetten haar witte voordeel weg. In mijn ogen gebeurde er daarna niet veel, alhoewel Colleen aangaf dat er allerlei vileine grapjes in de stelling verweven zaten. Marc was zich hiervan blijkbaar bewust en de vrede werd snel getekend.
Onze nieuwe man in het eerste team, Paul Ruber, is een oude bekende in onze club. Door werkdrukte op eigen verzoek lange tijd niet opgenomen in de gelederen van het eerste team en lange tijd uitkomend op het eerste bord van het tweede team. Maar toen Paul met pensioen ging, zag hij het wel zitten om op de zaterdagmiddag een aangename partij schaak te spelen, uitgerust en wel. Absoluut een versterking in ons team en de verwachtingen waren hooggespannen: op bord 4 tegen Jean-Paul Ory (1943). Wel met zwart. Het werd een voorzichtige partij waarbij beide spelers geen risico’s namen. Ook hier was remise snel gemaakt. Dus: hoezo waren wij met het mes tussen de tanden afgereisd naar Hoogwoud? De vredespijp zat blijkbaar ook in onze broekzakken.
Wel was op de andere borden de vlam in de pan geslagen. Te beginnen met tovenaar Arp op bord 6, met zwart tegen Yvo Veenis (1871). Na de opening (geen idee welke) stond Frans beter. Meer ruimte, aantoonbare zwakte gecreëerd in de witte verdedigingslinie. Maar het moment naderde dat Frans materiaal moest gaan offeren om de witte verdediging uit elkaar te slaan. Een dubbel pionoffer was voldoende. Daaruit ontstond een voor Frans gunstige materiaalverhouding: dame tegen toren en paard. Vervelend was wel dat wit een vesting kon opbouwen die onneembaar was voor de dame van Frans. Frans vroeg aan de teamleiding of het remise mocht worden, maar uw teamchef voelde, strijdlustig als hij immer is ingesteld, plotseling weer het mes tussen zijn tanden zitten. Nee, was het antwoord, modder nog maar wat door, Frans!
Als de witte koning in het centrum was gebleven was remise onvermijdelijk geweest, maar de witspeler permitteerde zich een koningswandel achter zijn grachtengordel, en een gezocht verborgen bruggetje bracht verlichting voor het Spaarnekamp. Frans kwam binnen, ten koste van een belangrijke pion, waardoor de verdediging instortte, het Spaarne op voorsprong!
Spannend was het ook bij Loek Veenendaal op bord 3. Met wit tegen Jeroen Bakker (1971). De opening was een Spanjaard waarin Jeroen een oude Berlijnse variant uitprobeerde. Lange tijd stond Loek een tikkeltje beter, maar het begeerde punt kwam niet in beeld en dus remise.
Bij Aad de Bruijn tegen Rowan Louter (1691) gebeurde veel opzienbarends. Aad bracht met energiek spel zijn witte stukken richting de zwarte koning. Zag er indrukwekkend uit, duidelijk was dat wit het initiatief had. Zwart gebruikte veel tijd en bracht zijn zwarte paard van b8 met veel sprongen over naar veld g8 waar het de verdediging voldoende steun gaf. Aad hinkte op twee gedachten, koningsaanval, of de b-lijn openen. Toen Aad besloot de koningsaanval door te zetten had hij al teveel zetten geïnvesteerd in de optie “b-lijn open”, waardoor de partij kantelde. Rowan kreeg kansen en had deze moeten benutten maar achter het bord was het te moeilijk. Hij bood remise aan wat door Aad wijselijk werd aanvaard.
De vier zat in de klok en de donderwolken lieten ditmaal langer op zich wachten, of toch niet? We konden nog steeds bogen op een voorsprong. Achtstebordspeler Fer Mesman speelde met zwart tegen een verrassend sterke Toine Molenaar (1801). In een Caro-Kann kreeg Fer, die de lange rokade speelde, de getrapte variant (eigen woordkeuze voor wie gaat zoeken) – c3, c4 – tegen zich. De hele partij moest Fer op zoek naar zetten om de strijd gaande te houden. En uw teamleider zag dat die dekselse Molenaar telkens nieuwe dreigingen afvuurde op onze Spaarnespeler. Geen houden meer aan en een verdiende overwinning voor Molenaar. Direct na afloop deed uw teamleider, opportunist als ik ben, een transferaanbod. Maar Toine weigerde.
Stand weer gelijk, om gek van te worden.
Gelukkig, geheel rustig achter het bord, een rots in de branding: Sander Schilthuizen met wit. Tegenstander Pascal Zijlstra (1824) had hem twee seizoenen terug na zes uur spelen pardoes mat gezet midden op het bord. Dat was verleden tijd, maar niet vergeten. Na een interessante opening, met een dubieus Benko-achtig pionoffer van Sanders kant (niet geaccepteerd) ontstond een stelling met hangende pionnen op de damevleugel, waar een oordeel moeilijk over te vellen was, kwam er toch een klein voordeeltje voor wit op het bord. Sander moest op dit moment een plan verzinnen om het voordeel vast te houden. Tegenstander Zijlstra snoepte pardoes een pion in passieve stand. Aan San de taak het surplus aan actieve stukken en het bezit van een open a-lijn te verzilveren. De meningen over de methodiek, de ontstane kansen en de nauwkeurigheid waren verdeeld. Juist toen San concludeerde dat er niet meer in zat dan zetherhaling, en de zwartspeler in tijdnood was geraakt, beging Pascal een blunder met stukverlies als resultaat. Het resterende eindspel was niet al te moeilijk meer. Punt binnen voor Het Spaarne en de leiding gepakt: 3-4!
Dan bleef bord 2 over. Leo Littel vs. Wilko van der Gracht (2002). Hier ging het dan gebeuren. Lag winst in het verschiet? Een halfje was voldoende. Na vijf uur spelen waren er slechts een paar pionnen en een stuk geruild. Zeker: Leo had een hangende pion op d6 en wat minder ruimte maar daarentegen toch ruimte genoeg om d6 te verdedigen. D6, dat was het sleutelveld. Wilko schoof traag met zijn stukken, beetje naar links, beetje naar rechts. Veel gebeurde er niet, alles draaide om die zwakte op d6. Leo schoof met zijn dame en toren, gevaarlijk, omdat ie dan de dekking losliet, jawel van d6.
Dat had hij niet moeten doen. Wilko kwam binnen zonder kloppen en won. Eindstand: 4-4. Terecht misschien, en zonder het donderwolkenscenario dat Het Spaarne de afgelopen jaren fataal werd. Sympathieke tegenstanders, sympathieke speelplek. See you next year! Perhaps. Als Het Spaarne noch Aartswoud degradeert of promoveert.
Recente reacties