Tja, de promotieklasse. We bleven er gisteren in. Ternauwernood. Een grappenmaker beweerde op de zojuist begonnen zaterdagavond onder het genot van een Belgisch biertje dat we kampioen hadden moeten worden om niet te degraderen! Dat is natuurlijk gekkigheid. Wel een aparte ervaring om 6e te worden in de wetenschap dat een 7e plaats fataal had kunnen zijn. We degradeerden niet dankzij een ruime 6-2-overwinning op De Waagtoren 3.
Sommige bozig ingestelde tongen uit de kop van Noord-Holland beweren wel eens dat Het Spaarne niet het niveau voor die klasse heeft. Zou heel goed kunnen als we eens terugkijken naar de prestaties van de staartborden. Fer en Loek scoorden 3 uit 9, Paul Neering en ik zelfs maar 2,5 uit 9. Ikzelf zat een heel seizoen lang op 4 en vooral 5 en bakte er in de laatste vier ronden weinig van: 0 uit 4 op een rij (openingsvalletjes, pion minder in een eindspel, kansloos weggetikt). Waar het aan ligt? Geen idee. Het niveau! :)
De topborden presteerden uitstekend. Colleen Otten eindigde op 5,5 uit 9 en was wellicht niet helemaal tevreden over de door haar gespeelde partijen. Het zat niet altijd mee. Aad de Bruijn speelde een solide seizoen, pakte de punten wanneer dat kon en moest, en eindigde op 5,5 uit 9. Frans Arp speelde frivool als altijd op combinatoir geweld en wist menig maal zijn tegenstanders een rad voor ogen te draaien. Leo Littel werd de topscorer van ons “kneuzenteam”, enige ironie kan geen kwaad gelet op de reputatie die we in sommige schaakregionen genieten, met 6,5 uit 9. Hij had soms wat geluk, maar speelde anderzijds ook geconcentreerd en strategisch weloverwogen, met een redelijk goed tijdgebruik.
Terug naar de wedstrijd tegen de Waagtoren.
Frans Arp was als eerste klaar. Zijn tegenstander accepteerde een schijnoffer en verloor spoedig daarna de kwaliteit. Hij speelde nog even door, maar kon niet ontsnappen aan de nederlaag. De materiële achterstand, inmiddels gegroeid tot een toren tegen twee pionnen, was te groot.
Colleen Otten won op bord 1 tamelijk geruisloos van Alex Albrecht, die volgens haar “van zichzelf verloor”. Ik heb weinig van de partij gezien. Op bord 2 had Leo Littel zich in een bedenkelijke stand gemanoeuvreerd, maar wist met enig geluk de remisehaven te bereiken: 2,5 – 0,5.
Ikzelf speelde op bord 5 een solide partij tegen het Londensysteem, won een pion. Loswerken was echter lastig en toen de witspeler (Marten Coerts) de pion terugwon zat er niet meer in dan remise aan te bieden. De staartborden stonden er op dat moment goed voor. Mijn tegenstander speelde daarom noodgedwongen door, al was dat slechts een zet of vijf voordat hij inzag dat een puntendeling onvermijdelijk was.
Loek Veenendaal had op dat moment een gewonnen toreneindspel in handen met een vrijpion op g7 en nog eentje op de a-lijn (die zich ook nog eens achter een pionmuurtje van zwart bevond (c7-c6)). Op zich was het een klein wonder dat hij die stand had bereikt, want in het middenspel vergiste hij zich deerlijk in de zwarte opstoot d5-d4 waarop zijn paard van c3 naar a2 moest (Pc3-d1? d4-d3+ en de toren op a1 hangt vanwege de zwarte dame op e5).
Mede onder druk van de klok had de zwartspeler, Ruud Niewenhuis, de grip op de stelling enigszins verloren. Loek verzuimde echter om het toreneindspel te verzilveren.
Er was namelijk nog een zwarte vrijpion op a3 die hij eerst links liet liggen door zijn eigen a-pion op te laten stomen naar a6. Daar ging de pion verloren omdat zwart de bewaking van pion g7 omwisselde (koning ipv toren) en toen met zijn toren de witte a-pion opat, niet nadat de witte koning gedwongen was op de a-lijn te gaan staan (a3-a2, Kb2xa2).
Fer Mesman speelde op bord 7 een Scandinavier tegen Sandra Keetman, verwierf zich een pluspion en bood op een gunstig moment remise aan.
Waarschijnlijk had Paul Neering toen al gewonnen op bord 8. Met wit wilde hij storm lopen tegen de zwarte koning in de Oostenrijkse aanval van de Pirc. De aanval verzandde echter. Het dameloze middenspel dat resteerde bood genoeg aanknopingspunten om stap-voor-stap door te spelen. Paul bood echter remise aan, gelet op de score van 1,5 uit 8 die hij op dat moment had, en praktischer, gelet op zijn tijdverbruik. Niet helemaal helder waren ook de mogelijkheden en onmogelijkheden van zijn eigen stukken, vond hij zelf. Zijn tegenstander sloeg met het oog op de stand in de wedstrijd het aanbod af. Uiteindelijk wist Paul een gewonnen eindspel te bereiken waarin een vrije a-pion en actievere stukken de doorslag gaven.
Tot slot resteerde nog de partij van Aad de Bruijn tegen Albert van der Meiden. Met zwart had Aad lange tijd een moeizame stand te verdedigen met onder andere een zwakkere pionnenstructuur (isolani op e6). Er ontstond een eindspel van loper tegen paard met twee vervaarlijke witte vrijpionnen, Aad had er echter ook eentje op de koningsvleugel. Hij wist dit eindspel tenslotte nog te winnen. Veel van die slotfase heeft uw verslaggever echter niet meegemaakt, omdat de eigen partij nagespeeld moest worden.
Dit resulteerde in een ruime 6-2! Zo’n zege had in de wintermaanden wellicht een heilzame invloed gehad op de teamprestaties, en hadden er meer wedstrijdpunten in gezeten, nu was het toch vooral een goed bevochten overwinning. Op de valreep.
Geschreven door: Sander Schilthuizen
S.V. Het Spaarne | 1899 | De Waagtoren 3 | 1822 | 6 | 2 | |
1. | Colleen Otten | 2083 | Alex Albrecht | 1874 | 1 | 0 |
2. | Leo Littel | 1954 | David Baanstra | 1866 | ½ | ½ |
3. | Aad de Bruijn | 1926 | Albert van der Meiden | 1796 | 1 | 0 |
4. | Frans Arp | 1968 | Egbert van Oene | 1856 | 1 | 0 |
5. | Sander Schilthuizen | 1871 | Marten Coerts | 1821 | ½ | ½ |
6. | Loek Veenendaal | 1939 | Ruud Niewenhuis | 1868 | ½ | ½ |
7. | Fer Mesman | 1716 | Sandra Keetman | 1702 | ½ | ½ |
8. | Paul Neering | 1737 | Johan Plooijer | 1800 | 1 | 0 |
Recente reacties